DNA en mutaties

BiNas
71 A t/m G
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

BiNas
71 A t/m G

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

niet-coderend DNA
Er zijn twee typen transcriptiefactoren: activators en repressors. 
Een activator zorgt ervoor dat RNA-polymerase aan DNA kan binden, waardoor transcriptie plaatsvindt. Een repressor blokkeert juist de binding van RNA-polymerase, waardoor geen transcriptie kan plaatsvinden.

Slide 3 - Tekstslide

Allelen
De verschillende verschijningsvorm van een erfelijke eigenschap dit kunnen er meer dan twee zijn
Denk aan de bloedfactoren A, B en O

Slide 4 - Tekstslide

Epigenetica
Methylering van het DNA 
aan- en uitzetten van genen

Invloeden vanuit het milieu hebben invloed op de genexpressie. Epigenetica wordt vaak  doorgegeven ->  generaties

Slide 5 - Tekstslide

Histonen in DNA  -> oprollen en uitrollen van een deel van het DNA. Alleen bij uitrollen kan het DNA afgelezen worden. 
Aantal histonen + nucleotide = nucleosoom

Slide 6 - Tekstslide

Methylering van DNA

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

1) Kun je met dit experiment epigenetica vaststellen?
2) Met het welke twee groepen kun je vaststellen of de eigenschap erfelijk is?

Slide 10 - Open vraag

Slide 11 - Tekstslide

Telomeren
  • Niet-coderend repetitief DNA (TTAGGG)
  • Korter na elke celdeling, als het te kort wordt kan cel niet meer delen en ondergaat apoptose
  • RNA primer verwijderd, geen 3' uiteinde, DNA-polymerase kan uiteinde volgende streng niet repliceren

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Kun je een voorbeeld geven wanneer apoptose voorkomt?

Slide 14 - Open vraag

Leidende DNA streng wordt van 3' naar 5'afgelezen

Slide 15 - Tekstslide

Transcriptie van DNA naar mRNA

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Codon en anticondon start en stop
aminozuur ?
stop
start

Slide 18 - Tekstslide

mutatiesoorten
Bij een puntmutatie is 
slecht 1 nucleotide
 gewijzigd.

Vaak geen gevolgen
Soms ernstige
gevolgen

Slide 19 - Tekstslide

HOX genen
Dat slangen geen poten hebben, is het gevolg van afwijkende
genexpressie van drie genen tijdens de embryonale ontwikkeling. Dit zijn
de zogenaamde HOX-genen: HOXC5, HOXC6 en HOXC8. Deze genen
zijn ook betrokken bij de ontwikkeling van de ribben. Bij gewervelde
dieren ontwikkelen ribben zich op de plaats waar deze drie genen tegelijk
tot expressie komen. Bij de kip is dat maar in een klein gedeelte, terwijl de
drie genen bij een slang, zoals de python, bijna over de gehele lengte tot
expressie komen 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

In afbeelding 2 is te zien dat expressie van de HOX-genen HOXC6 en HOXC8 bepalend is voor de ontwikkeling van achterpoten. Wat ontbreekt er van deze HOX-genen in de cellen aan de staartzijde
van een kippenembryo zodat daar poten kunnen ontstaan?

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide


Slide 24 - Open vraag