Het Onderwerp (O)Geeft aan wie of wat de handeling van de zin uitvoert.
We zeggen ook wel: het is de hoofdrolspeler van de zin.
- De nieuwe leerling zegt zijn naam.
- Elke ochtend begint de les Nederlands met een dictee.
Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar, want:
- Ze staan meestal naast elkaar; - De keeper rende richting de bal. - Daarna rende hij snel terug naar zijn doel.
- Als de pv in het enkelvoud staat, staat het onderwerp ook in het enkelvoud: - Dave schopte de bal naar Jamie.
- Als de pv in het meervoud staat, staat het onderwerp ook in het meervoud: - Dave en Jamie maakten samen een doelpunt.
- Bijna alle zinnen hebben een onderwerp. De gebiedende wijs meestal niet: - Kom hier! - Schrijf de zin op.
De persoonsvorm is hier onderstreept.
Het onderwerp is dikgedrukt.