Les 4.7 Ik heb een klacht

Les 4.7 Ik heb een klacht
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 4.7 Ik heb een klacht

Slide 1 - Tekstslide

NT2 - boek thema 4, les 4.7
We beginnen samen met:
  • de instructie (we lezen de tekst;)
  • we bespreken de blauwe woorden;
  • we maken samen opdracht 59, 61 en 65

Dan maak je zelf:
  • De opdrachten 62, 63, 66, 67 en 68

Slide 2 - Tekstslide

Je bestelt iets online. Wanneer
heb jij een klacht?

Slide 3 - Woordweb

de klacht
  • als je ergens niet blij mee bent;
  • als je ergens ontevreden over bent;
  • Zin: Mijn nieuwe telefoon is nu al stuk! Ik dien een klacht in bij de winkel.

Slide 4 - Tekstslide

de bestelling
  • iets wat je koopt op internet;
  • werkwoord: bestellen
  • Zin: Mijn bestelling is niet op tijd bij mij geleverd.

Slide 5 - Tekstslide

beloven (werkwoord)
  • ik beloof, hij beloofd, wij hebben beloofd;
  • Als je zeg dat je iets gaat doen, wat je ook echt gaat doen.
  • Zin: Mijn docent belooft dat de winnaar van de quiz een cadeau krijgt.

Slide 6 - Tekstslide

onmiddellijk
  • direct;
  • nu;
  • meteen;
  • Zin: Geef onmiddellijk mijn tas terug!

Slide 7 - Tekstslide

reageren (werkwoord)
  • ik reageer, hij reageert, wij hebben gereageerd;
  • als je iets zegt, omdat iemand anders iets tegen jou zegt;
  • als je iets doet, omdat iemand anders iets tegen jou doet;
  • Zin: Ik reageer altijd direct op jouw bericht.

Slide 8 - Tekstslide

tevreden
  • als je blij bent;
  • als je geen klachten hebt;
  • als je iets goed vindt;
  • Zin: Ik ben tevreden over de les die de docent geeft.

Slide 9 - Tekstslide

leveren (werkwoord)
  • ik lever, hij leverde, wij hebben geleverd;
  • spullen aan iemand geven;
  • gebruik je vaak bij een winkel die iets aan jou moet geven;
  • Zin: Dit bedrijf levert altijd heel snel de spullen bij de mensen.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 61: Wat is het antwoord?
Je leest de vraag. Zoek het antwoord in de tekst.

Slide 11 - Tekstslide

Hoelang wacht Karel de Goei al op de kinderstoel?
A
twee dagen
B
1 week
C
elf dagen

Slide 12 - Quizvraag

Hoe voelt Karel zich?
A
Hij is verdrietig.
B
Hij is blij.
C
Hij is boos.

Slide 13 - Quizvraag

Welke zin laat zien dat Karel boos is?

Slide 14 - Open vraag

Wanneer wil Karel de stoel ontvangen?
A
op woensdag
B
voor woensdag
C
na woensdag

Slide 15 - Quizvraag

Krijgt Karel de stoel deze week?
A
Ja, want de winkel krijgt deze week nieuwe kinderstoelen.
B
Ja, want Thomas gaat een nieuwe stoel voor hem bestellen.
C
Nee, want de stoelen in de winkel zijn op.

Slide 16 - Quizvraag

Wat krijgt Karel bij een volgende bestelling?
A
geld
B
korting
C
een andere stoel

Slide 17 - Quizvraag

Opdracht 65: Wat hoor je?
Luister naar de docent. Wat hoor je? Schrijf de zinnen op.

Slide 18 - Tekstslide

NT2 - boek thema 4, les 4.7
We beginnen samen met:
  • de instructie (we lezen de tekst;)
  • we bespreken de blauwe woorden;
  • we maken samen opdracht 59, 61 en 65

Dan maak je zelf:
  • De opdrachten 62, 63, 66, 67 en 68

Slide 19 - Tekstslide