5.2 Wat wordt de prijs?

5.2 Wat wordt de prijs?
H1 Economie is meer dan geld
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

5.2 Wat wordt de prijs?
H1 Economie is meer dan geld

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen 5.1
  • Je kunt uitleggen wat vraag en aanbod is en hoe die kunnen veranderen.
  • Je kunt uitleggen dat door meer of minder vraag en aanbod de prijzen veranderen.
  • Je kunt uitleggen dat er sociale en commerciële invloed is op wat je koopt.
  • Je kunt voorbeelden geven van wat bedrijven doen om meer te verkopen. 

Slide 3 - Tekstslide

Begrippen paragraaf 5.1
  • Aanbod
  • Commerciële invloed
  • Marketing
  • Markt
  • Reclame
  • Sociale invloed
  • Vraag 

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen 5.2
  • Je kunt uitleggen wat de inkoopprijs is?
  • Je kunt met de brutowinstopslag de verkoopprijs berekenen.
  • Je kunt uitleggen hoe je rekening houdt met je concurrenten.
  • Je kunt verschillen noemen tussen fysieke winkels en webshops. 

Slide 5 - Tekstslide

Inkoopprijs
  • Als je een eigen winkel hebt, moet je de goederen die je verkoopt eerst zelf inkopen. Meestal doe je dat bij een groothandel.
  • Een winkel hoort bij de detailhandel, als je iets verkoopt aan consumenten ben je een detaillist
  • De prijs die je als winkelier voor de producten betaalt, noem je de inkoopprijs.
  • Als winkelier probeer je de producten zo goedkoop mogelijk in te kopen.
  • Als je grote hoeveelheden tegelijk inkoopt, krijg je vaak korting van de groothandel.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Brutowinstopslag en verkoopprijs
  • Naast de inkoopprijs heeft een winkelier ook nog andere kosten.
  • En hij wil natuurlijk winst maken.
  • Daarom rekent hij boven op zijn inkoopprijs een bedrag.
  • Dit is de brutowinstopslag. Dit noemen we ook wel de brutowinstmarge of brutowinst. Deze drukken we vaak uit in procenten, maar kan ook in euro's.
  • Als je de inkoopprijs en de brutowinstopslag bij elkaar optelt, dan krijg je de verkoopprijs

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Concurrenten
  • Er zijn veel bedrijven die dezelfde soort producten maken of dezelfde diensten leveren.
  • Die bedrijven zijn elkaars concurrenten.
  • Ze willen dat je voor hun product of bedrijf kiest.
  • Daarom proberen ze klanten te lokken met bijvoorbeeld reclame, lage prijzen, betere producten of extra service.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Winkel of webshop
  • Een gewone winkel noemen we ook wel een fysieke winkel.
  • Een goede sfeer, goed personeel en een aantrekkelijke inrichting is belangrijk om klanten te trekken.
  • Verder zijn de kosten van een fysieke winkel hoog. 
  • Een webwinkel heeft minder kosten. Je hebt geen dure inrichting en de huur is lager, andere kosten zijn ook goedkoper.
  • Door de lagere kosten kan de brutowinstopslag lager zijn en daardoor de verkoopprijs ook. Wel hebben ze te maken met kosten voor verzending en retourzendingen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Begrippen paragraaf 5.2
  • Brutowinstopslag
  • Concurrenten
  • Detaillist
  • Inkoopprijs
  • Verkoopprijs 

Slide 15 - Tekstslide

Je kunt nu
  • Je kunt uitleggen wat de inkoopprijs is?
  • Je kunt met de brutowinstopslag de verkoopprijs berekenen.
  • Je kunt uitleggen hoe je rekening houdt met je concurrenten.
  • Je kunt verschillen noemen tussen fysieke winkels en webshops. 

Slide 16 - Tekstslide

Aan het werk!

Maken opdrachten 5.2: 1(k), 2, 3, 4, 6(k), 7(k), 9, 10, 12, 13(k), 14(k), 16 en 17
Klaar?
Laten controleren bij de docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  
Laten aftekenen bij de docent, bij goedkeuring:
  • Bezig met een ander vak
  • Lezen


 

timer
25:00

Slide 17 - Tekstslide