Je kunt uitleggen wat vraag en aanbod is en hoe die kunnen veranderen.
Je kunt uitleggen dat door meer of minder vraag en aanbod de prijzen veranderen.
Je kunt uitleggen dat er sociale en commerciële invloed is op wat je koopt.
Je kunt voorbeelden geven van wat bedrijven doen om meer te verkopen.
Slide 3 - Tekstslide
Begrippen paragraaf 5.1
Aanbod
Commerciële invloed
Marketing
Markt
Reclame
Sociale invloed
Vraag
Slide 4 - Tekstslide
Leerdoelen 5.2
Je kunt uitleggen wat de inkoopprijs is?
Je kunt met de brutowinstopslag de verkoopprijs berekenen.
Je kunt uitleggen hoe je rekening houdt met je concurrenten.
Je kunt verschillen noemen tussen fysieke winkels en webshops.
Slide 5 - Tekstslide
Inkoopprijs
Als je een eigen winkel hebt, moet je de goederen die je verkoopt eerst zelf inkopen. Meestal doe je dat bij een groothandel.
Een winkel hoort bij de detailhandel, als je iets verkoopt aan consumenten ben je een detaillist.
De prijs die je als winkelier voor de producten betaalt, noem je de inkoopprijs.
Als winkelier probeer je de producten zo goedkoop mogelijk in te kopen.
Als je grote hoeveelheden tegelijk inkoopt, krijg je vaak korting van de groothandel.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Brutowinstopslag en verkoopprijs
Naast de inkoopprijs heeft een winkelier ook nog andere kosten.
En hij wil natuurlijk winst maken.
Daarom rekent hij boven op zijn inkoopprijs een bedrag.
Dit is de brutowinstopslag. Dit noemen we ook wel de brutowinstmarge of brutowinst. Deze drukken we vaak uit in procenten, maar kan ook in euro's.
Als je de inkoopprijs en de brutowinstopslag bij elkaar optelt, dan krijg je de verkoopprijs.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Concurrenten
Er zijn veel bedrijven die dezelfde soort producten maken of dezelfde diensten leveren.
Die bedrijven zijn elkaars concurrenten.
Ze willen dat je voor hun product of bedrijf kiest.
Daarom proberen ze klanten te lokken met bijvoorbeeld reclame, lage prijzen, betere producten of extra service.
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Winkel of webshop
Een gewone winkel noemen we ook wel een fysieke winkel.
Een goede sfeer, goed personeel en een aantrekkelijke inrichting is belangrijk om klanten te trekken.
Verder zijn de kosten van een fysieke winkel hoog.
Een webwinkel heeft minder kosten. Je hebt geen dure inrichting en de huur is lager, andere kosten zijn ook goedkoper.
Door de lagere kosten kan de brutowinstopslag lager zijn en daardoor de verkoopprijs ook. Wel hebben ze te maken met kosten voor verzending en retourzendingen.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Begrippen paragraaf 5.2
Brutowinstopslag
Concurrenten
Detaillist
Inkoopprijs
Verkoopprijs
Slide 15 - Tekstslide
Je kunt nu
Je kunt uitleggen wat de inkoopprijs is?
Je kunt met de brutowinstopslag de verkoopprijs berekenen.
Je kunt uitleggen hoe je rekening houdt met je concurrenten.
Je kunt verschillen noemen tussen fysieke winkels en webshops.
Slide 16 - Tekstslide
Aan het werk!
Maken opdrachten 5.2: 1(k), 2, 3, 4, 6(k), 7(k), 9, 10, 12, 13(k), 14(k), 16 en 17
Klaar?
Laten controleren bij de docent, bij goedkeuring nakijken.