In deze les leer je meer over de inleiding en het slot van een overtuigende tekst (betoog).
In deze les leer je hoe je je inleiding begint en hoe je je slot eindigt.
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Openingszin en uitsmijter
In deze les leer je meer over de inleiding en het slot van een overtuigende tekst (betoog).
In deze les leer je hoe je je inleiding begint en hoe je je slot eindigt.
Slide 1 - Tekstslide
Inleiding
In de inleiding van een betoog
- wordt het onderwerp geïntroduceerd;
- kondig je jouw standpunt aan (gebruik hierbij duidelijke signaalwoorden).
Maar er is nog een functie van een inleiding. Welke?
Slide 2 - Tekstslide
Functies inleiding van betoog: onderwerp introduceren, standpunt bekendmaken en ... ?
Slide 3 - Open vraag
Inleiding
Functies inleiding van betoog:
- onderwerp introduceren;
- standpunt bekendmaken;
- zorgen dat de lezer verder wil lezen.
Om dat laatste punt te bereiken, moet je zorgen voor een goede openingszin.
Slide 4 - Tekstslide
Openingszin
Op de volgende dia zie je vier openingszinnen van een betoog. Het standpunt is:
'Westerse landen moeten meer kerncentrales bouwen.'
Welke openingszinnen vind je het best? Welke het slechtst? Waarom?
Slide 5 - Tekstslide
Welke openingszinnen vind je het best? Welke het slechtst? Waarom?
Slide 6 - Tekstslide
Openingszin
Maak gebruik van GAVBAV:
- Geschiedenis - Belang voor de lezer
- Anekdote - Actualiteit (3)
- Voorbeeld (1) - (Vraag of stelling)
De laatste 'V' hoort in een betoog. Je moet je inleiding namelijk eindigen met je stelling/ standpunt. Daarnaast kun je nog één functie van de gavbav aan je inleiding toevoegen als openingszin.
Slide 7 - Tekstslide
Slot
In het slot van een betoog:
- herhaal je jouw standpunt (gebruik een passend signaalwoord);
- vat je de argumenten kort samen.
Om de lezer een goed gevoel over de tekst te geven, sluit je af met een mooie uitsmijter.
Slide 8 - Tekstslide
Uitsmijter
Op de volgende dia zie je vier slotzinnen van een betoog. Het standpunt is: 'Westerse landen moeten meer kerncentrales bouwen.'
Welke slotzinnen vind je het best? Welke het slechtst? Waarom?
Slide 9 - Tekstslide
Welke slotzinnen vind je het best? Welke het slechtst? Waarom?
Slide 10 - Tekstslide
Uitsmijter
Maak gebruik van ACTAS:
- Afweging (1) - Aanbeveling
- Conclusie - Samenvatting
- Toekomstverwachting (2)
De 'C' en 'S' horen in het slot van een betoog. Als uitsmijter kun je er nog één zin aan je slot toevoegen. Soms is het passend om aan te sluiten bij een punt van de GAVBAV uit je inleiding.
Slide 11 - Tekstslide
Let op!
In de inleiding van je betoog staan geen argumenten.
In het slot van je betoog komt geen nieuwe informatie aan de orde.
Bij gebruik van het signaalwoord 'kortom' moet de zinsvolgorde aangepast worden: niet "kortom vind ik", maar "kortom, ik vind".
Slide 12 - Tekstslide
Titel
Naast een goede opening en afsluiting, is de titel van je betoog ook erg belangrijk!
Welke functies heeft een titel? Geef één functie per antwoord.
Slide 13 - Tekstslide
Welke functies heeft een titel? Geef één functie per antwoord.
Slide 14 - Woordweb
Vier titels bij het betoog met standpunt 'Westerse landen moeten meer kerncentrales bouwen.' Welke titel vind je het best? Welke het slechtst? Waarom?
1. Westerse landen moeten meer kerncentrales bouwen.
4. Betoog over kerncentrales.
2. Kolencentrales vervuilen de lucht.
3. Kerncentrales: de oplossing voor het klimaatprobleem.
Slide 15 - Tekstslide
Titel
Een goede titel:
- trekt de aandacht van de lezer;
- maakt de lezer nieuwsgierig naar de tekst;
- geeft weer waar de tekst ongeveer over gaat.
Slide 16 - Tekstslide
Werken aan je betoog
Lees de toets goed door
Kies een stelling
Bepaal of je voor of tegen bent
Formuleer je standpunt: Ik vind....
Ga op zoek naar informatie en bedenk minstens drie argumenten die jouw standpunt verdedigen
Vul je bouwplan zover mogelijk in
Slide 17 - Tekstslide
Huiswerk:
Vul je bouwplan zover mogelijk in. Wat is je stelling? Wat is je standpunt? Welke argumenten wil je in het middenstuk uitwerken? Welke bronnen wil je gebruiken?