In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
Algemene module Frontoffice Klantcontact
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
* Je weet hoe belangrijk het is om klantvriendelijk te zijn;
* Je weet hoe je de klant begroet en aanspreekt;
* Je kunt voorbeelden noemen van klant- onvriendelijk gedrag;
* Je weet hoe je met klanten moet omgaan als ze advies nodig hebben of klachten hebben;
Hoe je de klant kan helpen.
Slide 2 - Tekstslide
Wanneer ben je klantvriendelijk?
Slide 3 - Woordweb
Klantvriendelijkheid
Als dienstverlener doe je je werk goed als je de klanten tevreden houdt. Bij klantvriendelijkheid gaat het om jouw houding en gedrag als medewerker.
Vier kernpunten:
Wees attent;
Wees behulpzaam;
Wees aardig;
Wees correct.
Slide 4 - Tekstslide
Wat is een mooi voorbeeld van klantvriendelijheid?
A
Altijd beleefd zijn tegen de klant
B
Meedenken met elke klant
C
Elke klant allerlei producten laten zien
D
De klant met rust laten
Slide 5 - Quizvraag
Een doelgroep bestaat uit klanten. Veel klanten die bij een doelgroep horen hebben dezelfde behoeften.
Een behoefte is iets wat je nodig hebt of graag wilt.
Slide 6 - Tekstslide
Klantgerichtheid
Als dienstverlener doe je je werk goed als je de klant tevreden houdt.
Bij klantgerichtheid ben je gericht op de klant en zijn behoeften of wensen.
Je onderzoekt en houdt rekening met:
Wie de klant is;
De behoeften van de klant;
De wensen van de klant;
De oplossing die jij kunt bieden.
Slide 7 - Tekstslide
Wat is een goed voorbeeld van klantgerichtheid
A
Een open houding tijdens je werkzaamheden
B
De klant een goede dag wensen
C
Vragen stellen aan de klant over zijn wensen
D
De klant begroeten bij binnenkomst
Slide 8 - Quizvraag
Hospitality
Klantgerichtheid en klantvriendelijkheid samen noem je hospitality. Ofwel gastvrijheid.
Je laat het zien door:
Een juiste beroepshouding;
Schone opgeruimde ruimtes;
Klantgericht uitvoeren van je taken;
Klantvriendelijk uitvoeren van je taken.
Slide 9 - Tekstslide
Noem een moment wanneer je als klant goed geholpen bent.
Slide 10 - Woordweb
Slide 11 - Tekstslide
Wat zou de cartoonist met de afbeelding willen zeggen?
A
Als verkoper moet je nauw contact hebben met de klant.
B
De verkoper wil meerijden met de klant.
C
Als verkoper moet je door de ogen van de klant kijken.
D
De verkoper wil de blauwe wagen verkopen.
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Video
Vind je de verkoper vriendelijk en beleefd?
A
Ja
B
Nee
Slide 14 - Quizvraag
Is de verkoper klantvriendelijk?
A
Ja
B
Nee
Slide 15 - Quizvraag
Vind je de verkoper klantgericht?
A
Ja
B
Nee
Slide 16 - Quizvraag
Is de klant tevreden vertrokken?
A
Ja
B
Nee
Slide 17 - Quizvraag
Hoe spreek jij een klant aan?
Slide 18 - Woordweb
klanten begroeten en aanspreken.
Komt een klant de winkel binnen, begroet deze dan vriendelijk. Begroeten betekent dat je de klant groet. Zeg op een vriendelijke manier “Goedemorgen”, “Dag meneer” of zoiets. En vergeet niet de klant aan te kijken. Als je met iemand praat, is het altijd prettig als je elkaar aankijkt.
Slide 19 - Tekstslide
Let bij het begroeten en aanspreken van een klant op de volgende regels:
- Je spreekt de klant altijd aan met ‘u’
- Je kijkt de klant aan als je tegen hem praat en naar hem luistert
- Je praat duidelijk en verzorgd Nederlands
- Je bent vriendelijk
Slide 20 - Tekstslide
0
Slide 21 - Video
Wanneer ben je klantvriendelijk?
klant begroeten 2. aardig of netjes zijn naar de klanten 3. zorg dat je een positieve uitstraling hebt 4. blijf 'professioneel' 5. probeer de klant altijd zo goed mogelijk te helpen
Slide 22 - Tekstslide
Waarom is het belangrijk klantvriendelijk te zijn?
A
bij Handel & Economie; in een winkel
B
bij Voeding; als je klanten moet bedienen
C
bij Dienstverlening: als je mensen moet helpen in bejaardenhuis
D
Bij alle sectoren, dus H&E/voeding/
dienstverlening
Slide 23 - Quizvraag
Hoe handel ik als een klant advies vraagt of een klacht heeft?
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Klanten met adviesvragen doorverwijzen....
netjes aangeven dat je een vraag zelf niet kunt beantwoorden
vriendelijk aangeven dat je de klant doorverwijst naar een andere collega die de klant verder kan helpen met de vraag
met de klant mee te lopen naar de collega die de klant verder gaat helpen.
je collega vertellen wat de vraag van de klant is.
afscheid nemen van de klant door hem een fijne dag toe te wensen.
Slide 26 - Tekstslide
0
Slide 27 - Video
Klanten met klachten doorverwijzen
blijf klantvriendelijk
let op je houding
leef mee met de klant
verwijs de klant door
draag de klacht over aan een collega
neem netjes afscheid van de klant
Slide 28 - Tekstslide
Noem een klacht die klanten kunnen hebben bij de Jumbo
Slide 29 - Woordweb
Klachten herkennen
teleurgestelde klanten
gefrustreerde klanten
boze klanten
onbeleefde klanten
klanten die de service slecht vinden
klanten die de adviezen niet passend vinden
klanten die terugkomen met een product dat niet voldoet aan de wensen
klanten die aangeven dat het “vorige keer ook zo ging…”
klanten die aangeven dat het bestelde nog niet binnen is
Slide 30 - Tekstslide
Klant met een klacht is een kans voor de winkel. Waarom?
Slide 31 - Open vraag
Klant met een klacht is een kans voor de winkel
om de klacht te verhelpen
om de klant opnieuw blij maken
om het vertrouwen van de klant herstellen
om in de toekomst vergelijkbare klachten te voorkomen
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Waar klaag jij wel eens over in een winkel?
Slide 34 - Open vraag
Bekijk het filmpje van Chantal, de kassamedewerkster van de Albert Heijn. Let goed op, wat doet ze allemaal fout?
Slide 35 - Tekstslide
Wat was allemaal klant- onvriendelijk van Chantal?
Slide 36 - Open vraag
Wat had Chantal dan wel moeten doen?
Slide 37 - Open vraag
Rollenspellen
Op correcte wijze:
klant begroeten
klanten te woord staan
klant doorverwijzen
Klant helpen
Klant gedag zeggen
Slide 38 - Tekstslide
Rollenspel 1
Klant komt winkel binnen en vraagt waar de mayonaise staat. Je wijst de klant de weg en loopt mee naar de schap. Echter de schap blijkt leeg. De mayonaise is helaas uitverkocht.
Slide 39 - Tekstslide
Rollenspel 2
De klant komt binnen zonder winkelwagen. Volgens de richtlijnen van het RIVM moet de klant een winkelwagen mee de winkel in nemen.
Slide 40 - Tekstslide
Rollenspel 3
Je bent aan het vakkenvullen en een klant vraagt of haar zoontje even naar de wc mag.
Slide 41 - Tekstslide
Rollenspel 4
Je bent aan het vakkenvullen en ziet een klant in een rolstoel die een product wil pakken die op de onderste schap ligt. De klant komt er vanwege de rolstoel niet goed bij.
Slide 42 - Tekstslide
Rollenspel 5
Je bent de producten op FIFO aan het plaatsen in de schappen. Plots hoor je dat er allemaal glazen groente conserven op de grond vallen. Een klant heeft meerdere potjes doperwten op de grond laten vallen.
Slide 43 - Tekstslide
Rollenspel 6
Een klant komt binnen met een grote hond. Je weet dat honden verboden zijn in de supermarkt waar jij werkt. Wat doe of zeg je?
Slide 44 - Tekstslide
Waarom is klantvriendelijk zijn dus belangrijk?
Slide 45 - Woordweb
Wat heb je geleerd vandaag?
Slide 46 - Open vraag
Welk cijfer geef jij jezelf voor inzet / motivatie?