Unit 3 Lesson 6

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

English

T2

Planning

1. Stand van zaken Unit 3 PW

2. Lessonaims Check

3. Introductie Unit 4

4. Possessive 's

5. Unit 4.1

Lessonaims Check

Ik ken de zinnen van Unit 3 (Engels - Nederlands)

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

Ik ken de woorden van Unit 3

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

Maak een zin met deze twee woorden, je mag de vorm veranderen.

to remind - sale

Ik kan korte vraagjes (tags) maken in het Engels.

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

They don't like spinach, ....

Ik weet wanneer ik welk bezittelijk voornaamwoord moet gebruiken.

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

Kies tussen: my / mine / your / her/ his / their / our

Wait, isn't that ______ (hun) dog?

Ik kan will + hele werkwoord (toekomende tijd) juist gebruiken.

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

......... I come with you to the doctor?

1. will
2. shall

Ik kan korte antwoorden maken bij simpele vragen.

1. 0-25%
2. 25-50%
3. 50-75%
4. 75-100%

Maak het korte antwoord af.

Is he your neighbour?
No, ........

Grammar Explanation

1. Question Tags

2. Korte antwoorden

3. Will + hele ww

4. Bezittelijke voornaamworden

5. Reading Strategies

Grammar Practise

1. Self Test Unit 3

2. Flash Back Unit 3

3. Online oefen op www.allesvoorengels.nl

4. Leren voor de toets

Tags

Question Tags

Korte vraagjes

NL: '..., toch? / ..., hè/

Na een bevestigende zin (+), komt en ontkennende tag (-)

Na een ontkennende zin (-), komt een bevestigende tag (+)

You are her sister, aren't you?

She can't come to your party, can she?

Question Tags

Korte vraagjes

NL: '..., toch? / ..., hè/

'To be' of hulpwerkwoord (have/can/could) in de zin -> herhaal dat ww.

We couldn't help her, could we?

Geen 'to be' of hulpwerkwoord (have/can/could) in de zin -> gebruik 'to do'

You go to the church, don't you?

Kies de juiste 'question tag':
We aren't always late, ......

1. are we?
2. aren't we?
3. isn't it?
4. do we?

Kies de juiste 'question tag':
He doesn't like ice cream, ......

1. does he?
2. isn't he?
3. likes he?
4. doesn't he?

Kies de juiste 'question tag'?
My friends like eating pizza, ......

1. liken't they?
2. don't my friends?
3. aren't they?
4. don't they?

Practise Question Tags

- Online oefenen

Short answers

Short answers

Are the beans ready?

yes/no + onderwerp + herhaling van het 'to be' (+ n't)

Yes, they are.

No, the aren't.

Short answers

Does she like him?

yes/no + onderwerp + herhaling van het 'to do' (+ n't)

Yes, she does.

No, she doesn't.

Is your brother moving here next month?
No, ...

Are you and your family busy now?
Yes, ......

Do they go to church often?
No, ....

Will + hele werkwoord

Will + hele werkwoord

- gaat in de toekomst gebeuren

- spontaan besloten, niet vastgelegd

Bevestigend

:) I will go with you!

:) It will start soon.

:) We will do it! - We'll do it.

Will + hele werkwoord

- gaat in de toekomst gebeuren

- spontaan besloten, niet vastgelegd

Ontkennend - Will + not = won't

:( I won't go with you!

:( It won't start soon.

:( We won't do it!

Will + hele werkwoord

- gaat in de toekomst gebeuren

- spontaan besloten, niet vastgelegd

Vragend - Let op! I & we = shall

? Shall I gowith you!

?  Will it start soon?

? Shall we do it?

De ontkennende vorm van Will is...

1. Willn't
2. Won't
3. Will not
4. Wouldn't

Hopefully I (will / won't) fall.

1. won't
2. will

Which question is correct?

1. Will you be ready soon?
2. Shall you be ready soon?

What time (shall / will) we meet?

1. will
2. shall

(Shall / will) I buy the tickets?

1. Shall
2. will

Bezittelijke voornaamwoorden

Practise Grammar

- Online oefenen (Tags)

- Online oefenen (Pronouns 1)

- Online oefenen (Pronouns 2)

https:

Reading strategies

Stappenplan

Stap 1. bekijk de tekst - titel, plaatjes, introductie)

Stap 2. lees de vraag en de antwoorden - waar moet je op letten

Stap 3. lees de tekst

Stap 4. beantwoord de vraag

Stap 1 - bekijk de tekst

- Lengte van de tekst. Dit is belangrijk om je leesstrategie te bepalen

- Kijk naar de titel; vaak wordt er een vraag gesteld over de titel, geeft informatie over de tekst

- Kijk naar afbeeldingen, kopjes (tussenkopjes), vetgedrukte woorden

Stap 2 - lees de vraag

- multiple choice; let op! als er gevraagd wordt dat je 1 goed antwoord moet aangeven, dan moet je niet 2 aankruisen. 

- open vraag; beantwoord een openvraag kort en bondig. 

- invulvraag; let op de signaalwoorden; bijv. because= omdat= geeft reden 

- true or false vraag; geef aan wat waar of juist of niet waar of onjuist is. 

Stap 3- Lees de tekst

Bij een korte tekst moet je de hele tekst lezen.

Bij een lange tekst wordt vaak bij de vraag aangegeven in welke alinea je het antwoord kan vinden.

Word Guessing Strategies

• context gebruiken 
  
• herkenbaar uit een andere taal       kindergarten
  
• het soort woord                                      switch
• deel van het woord kennen               artificial
  
• voor-/ achtervoegsel                            agree / disagree

 

Stap 4 - beantwoord de vraag

Beantwoord de vraag en check of je het goede antwoord hebt gegeven. 

Practise Reading

1. Ga naar deze website 

2. Kies 3 teksten die je aanspreken

3. Maak de 'Preparation'

4. Lees de opdracht.

5. Lees de tekst en maak de opdracht.

6. Stuur een screenshot van je resultaat.

Liever een uitdagende tekst? Klik dan hier