Taal blok 6 les 11

Ik speel een heel leuk spel op de computer. 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Ik speel een heel leuk spel op de computer. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb ik zojuist met de zin gedaan? En wat is het onderstreepte woord?

Slide 2 - Open vraag

Persoonsvorm

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Tekstslide

Ik ben gisteren in de achtbaan geweest. 
Maak de zin vragend:
Ik ben gisteren drie keer in de achtbaan geweest. 

Slide 5 - Tekstslide

Zet de zin in een andere tijd:
Ik heb straks gitaarles.

Slide 6 - Tekstslide

Zet het onderwerp in enkelvoud of meervoud:
Ik ga morgen naar opa en oma toe.

Slide 7 - Tekstslide

Leg je laptop open op de hoek van je tafel en pak je dicteeschrift en een potlood er maar bij.

Slide 8 - Tekstslide

Welke vraag vond je lastig?
Noem het cijfer.

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

QUIZ

QUIZ!

Slide 11 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
Waar
Niet waar

Slide 12 - Poll

Wat is de persoonsvorm?:
Op school leer je veel nieuwe dingen.
A
school
B
op
C
leer
D
veel

Slide 13 - Quizvraag

Welke manier is gebruikt? Sleep de manier naar de zin.
Ik ga vandaag bij een vriend spelen.
1. Wij gaan vandaag bij een vriend spelen. 

2. Ik ging gisteren bij een vriend spelen.`

3. Ga ik vandaag bij een vriend spelen?
Vraag zin.
Zin in een andere tijd.
Onderwerp enkelvoud of meervoud.

Slide 14 - Sleepvraag

Is het woordje 'naar' de persoonsvorm in de zin?:
Ik ga morgen naar mijn opa en oma toe.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quizvraag

Welke manier is gebruikt?:
Spelen mijn broertje en ik graag spelletjes?
A
Het onderwerp in enkelvoud of meervoud zetten.
B
De zin vragend maken.
C
De tijd van de zin veranderd.

Slide 16 - Quizvraag

Welke manier van persoonsvorm vinden in een zin vind jij het fijnst?:
De zin vragend maken.
De tijd van de zin veranderen.
Het onderwerp in enkelvoud of meervoud zetten.

Slide 17 - Poll

Wat zijn de 3 manieren om de persoonsvorm te vinden?

Slide 18 - Woordweb