H3.1 en H3.2 Macro- Microniveau en Het periodiek systeem 3 havo
3.1 Macro- en microniveau
en 3.2 Periodiek systeem
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
3.1 Macro- en microniveau
en 3.2 Periodiek systeem
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
H3.1 :
Je kunt de begrippen macro- en microniveau uitleggen
Je kunt de modelvoorstelling van moleculen koppelen aan de verschillende fasen
Je kunt uitleggen waarom je modellen en simulaties gebruikt bij scheikunde
H3.2 :
Je leert het verschil tussen elementen en verbindingen omschrijven
Je leert de belangrijkste atoomsoorten met hun symbolen uit het periodiek systeem kennen
Je leert het verschil tussen metalen en niet-metalen herkennen en omschrijven
Je leert wat een legering is.
Slide 2 - Tekstslide
Macro- en Microniveau
Macroniveau: Alles wat je waar kunt nemen met je zintuigen. Bijvoorbeeld de stofeigenschappen kleur en geur.
Microniveau: Het niveau van de kleinste deeltjes waaruit een stof is opgebouwd. In deze paragraaf leren we over moleculen. Nog kleinere deeltjes, de atomen leer je kennen in paragraaf 3.2. In paragraaf 3.4 leren we ook nog waaruit atomen bestaan!
Slide 3 - Tekstslide
Moleculen
Stoffen bestaan uit moleculen.
Slide 4 - Tekstslide
Het molecuulmodel
Slide 5 - Tekstslide
Molecuul model
Gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
Elke stof bestaat uit uiterste kleine deeltjes, die moleculen zijn genoemd.
Elke stof heeft zijn eigen soort molecuul
Moleculen zijn altijd in beweging
Moleculen trekken elkaar aan
Slide 6 - Tekstslide
Vaste stof
Macro niveau:
Hard, moeilijk te vervormen of samen te persen.
Kan zichzelf niet verplaatsen
Slide 7 - Tekstslide
Vaste stof
Micro niveau:
Moleculen zitten dicht bij elkaar.
Moleculen trekken elkaar sterk aan.
Moleculen trillen op hun plaats.
Moleculen verplaatsen niet.
Slide 8 - Tekstslide
Vloeistof
Macro niveau:
Neemt de vorm van het vat aan waar de vloeistof in zit.
Kan stromen en bewegen.
Is moeilijk samen te persen.
Slide 9 - Tekstslide
Vloeistof
Micro niveau:
Moleculen hebben geen vaste plaats, bewegen langs elkaar heen
Meer ruimte tussen de moleculen
Slide 10 - Tekstslide
Gas
Macro niveau:
Neemt de vorm aan van het vat waarin het gas zich bevind.
Is gemakkelijk samen te persen.
Oefent druk uit op de wanden van het vat.
Slide 11 - Tekstslide
Gas
Micro niveau:
Moleculen bewegen met grote snelheid door elkaar
Moleculen bevinden zich op grote afstand van elkaar
Moleculen botsen vaak tegen wand van het vat
Slide 12 - Tekstslide
Modellen en simulaties
Model: een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid, bijvoorbeeld de vergroting van moleculen in een tekening.
Simulatie: een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid met bewegende beelden. Bijvoorbeeld de verandering van de vaste fase naar de vloeibare fase.
Slide 13 - Tekstslide
https:
Slide 14 - Link
Opgaven maken
Maak opgaven 3 t/m 6 , 8, 9 , 10 , 11 en 12 op blz 76
Slide 15 - Tekstslide
Het periodiek systeem
Elementen op volgorde van atoomnummer.
In verticale groepen elementen met vergelijkbare eigenschappen.
Horizontaal: perioden
Slide 16 - Tekstslide
Mendelejeff
1869: eerste versie periodiek systeem der elementen
Slide 17 - Tekstslide
Atomen
Maar moleculen zijn ook weer opgebouwd uit bouwstenen.
Bij de scheikunde noemen we deze bouwstenen de atomen.
Er bestaan nu ongeveer 120 atoomsoorten (118) waarvan er meer dan 30 kunstmatig zijn gemaakt en alleen in een laboratorium heel kort kunnen bestaan.
Definitie:
Atomen zijn de bouwstenen van moleculen.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Periodieksysteem
Deze verschillende atoomsoorten zijn gerangschikt in een tabel.
Eerst zijn de atomen op volgorde van klein naar groot gezet.
Het kleinste atoom heeft 1 proton in de kern (= waterstof) en de grootste is Oganesson (Og) en deze heeft 118 protonen in de kern.
Slide 20 - Tekstslide
Periodieksysteem
Daarna zijn de atomen op chemische eigenschappen (hoe reageren ze met een zuur en hoe reageren ze met zuurstof) gegroepeerd. De stoffen die op dezelfde wijze reageren zijn onder elkaar gezet.
Deze kolom noemen we een groep. Zo is de tabel in 18 groepen gezet.
Slide 21 - Tekstslide
https:
Slide 22 - Link
Wat zijn de metaal-atomen en de nietmetaal-atomen
De atoomsoorten die elektronen weg doen staan aan de linkerkant van het periodieksysteem, dit noemen we de metalen.
De atoomsoorten die elektronen opnemen, of niet reageren, staan aan de rechterkant van het periodieksysteem, dit noemen we de nietmetalen.
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Wat zijn de edelgassen en de halogenen
Er zijn twee groepen van de nietmetalen die je bij naam moet kennen.
De edelgassen zijn de atoomsoorten die juist niet (of zeer moeilijk) kunnen reageren. Die staan helemaal rechts in het periodieksysteem. Dit is groep 18
Slide 25 - Tekstslide
Wat zijn de edelgassen en de halogenen
De groep die er naast staat (groep 17) zijn de halogenen.
De halogenen zijn nietmetalen die heel erg heftig met metalen reageren.
Bij deze reactie ontstaat altijd een zout
Halogeen betekent "Zoutvormer"
Slide 26 - Tekstslide
Kenmerken metalen
Glimmend oppervlak
Geleiden warmte en elektrische stroom
Kunnen vervormd worden als ze heet zijn.
Kunnen in gesmolten toestand worden gemengd met andere metalen.
Slide 27 - Tekstslide
Lichte en zware metalen
lichte metaal: kleine dichtheid
zwaar metaal: hoge dichtheid
Slide 28 - Tekstslide
Legeringen
Een legering is een afgekoeld mengsel van samengesmolten metalen
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Video
leren voor de elementen
Chemische elementen Namen Quiz
Slide 31 - Tekstslide
Evaluatie Leerdoelen
Je leert het verschil tussen elementen en verbindingen omschrijven
Je leert de belangrijkste atoomsoorten met hun symbolen uit het periodiek systeem kennen
Je leert het verschil tussen metalen en niet-metalen herkennen en omschrijven
Je leert wat een legering is.
Slide 32 - Tekstslide
Hoe heet de tabel waar alle elementen in staan?
A
elementen tabel
B
atoomsysteem
C
periodieksysteem
D
elementensysteem
Slide 33 - Quizvraag
Wat wordt er met de volgende definitie bedoeld? Het kleinste deeltje van een stof die nog alle eigenschappen van die stof bevat.
A
molecuul
B
atoom
C
element
D
ion
Slide 34 - Quizvraag
Waar staan de metalen in het periodiek systeem
A
links
B
rechts
Slide 35 - Quizvraag
Waar staan de edelgassen in het periodieksysteem
A
groep 1
B
groep 2
C
groep 17
D
groep 18
Slide 36 - Quizvraag
Hoe heten de stoffen in groep 17 van het periodieksysteem