Basis vaardigheden communicatie

Kennistoets
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Kennistoets

Slide 1 - Tekstslide

Het is mij weer niet gelukt
A
U baalt ervan
B
U bent vast niet de enige
C
Volgende keer lukt het zeker wel
D
En dat was zo makkelijk.

Slide 2 - Quizvraag

Welke vraag is een suggestieve vraag?
A
U wilt zeker niets meer eten?
B
Wilt u koffie of thee?
C
Wat wilt u vanmiddag doen?
D
Hoe voelt u zich vandaag?

Slide 3 - Quizvraag

Een voorbeeld van een reflectieve vraag?
A

Slide 4 - Quizvraag

Ik wou dat het achter de rug was
A
De arts zei dat u twee weken moet wachten
B
Nog even geduld
C
Iedereen wil dat
D
U ziet er tegenop

Slide 5 - Quizvraag

Heel mijn leven stond in het teken van geloof
A
Geloof is belangrijk voor u
B
Gelovig zijn is goed
C
Fijn dat u gelovig bent
D
Ik heb niks met geloof

Slide 6 - Quizvraag

Ik doe zo mijn best, maar ik val niet af
A
U moet anders gaan eten
B
U voelt zich gefrustreerd
C
U moet naar diëtiste
D
Hardlopen helpt echt!

Slide 7 - Quizvraag

U moet lekker uitrusten. Dan komt alles goed
A
Dit is LSD
B
Dit is OMA
C
Dit is ANNA
D
Dit is NIVEA

Slide 8 - Quizvraag

Ik begrijp dat u liever in de middag een afspraak wilt. Klopt dat?
A
Dit is ANNA
B
Dit is NIVEA
C
Dit is OMA
D
Dit is OEN

Slide 9 - Quizvraag

Decoderen van een boodschap is afhankelijk van
A
Je normen en waarden
B
Cultuur en achtergrond
C
Je persoonlijke ervaring
D
Alles is waar

Slide 10 - Quizvraag

Ik begrijp dat u 's nachts wakker ligt en overdag moe bent. Klopt dat?
A
Dit is een mening
B
Dit is een open vraag
C
Dit is een samenvatting
D
Dit is een suggestie

Slide 11 - Quizvraag

Een sterke emotie in communicatie wordt gezien als:
A
ruis
B
zender
C
signaal
D
vraag

Slide 12 - Quizvraag

Alle communicatie die niet via woorden of taal verloopt
A
heet non verbale communicatie
B
heet basale communicatie
C
heet stralende communicatie
D
heet directe communicatie

Slide 13 - Quizvraag

Je kunt uit non-verbale communicatie
A
uitmaken hoe iemand zich voelt
B
zien of iemand met je het eens is
C
zien of iemand ziek is
D
alles is waar

Slide 14 - Quizvraag

Door te knikken laat je zien
A
dat je het mee eens bent
B
dat je meevoelt
C
dat je luistert
D
dat je respect hebt

Slide 15 - Quizvraag

In een suggestieve vraag
A
zit het antwoord verscholen
B
zit een advies verscholen
C
zit een suggestie verscholen
D
zit een gevoel verscholen

Slide 16 - Quizvraag

In een retorische vraag
A
zit een mening verscholen
B
zit een verwijt verscholen
C
zit een oordeel verscholen
D
alle drie is juist

Slide 17 - Quizvraag

Stilte laten vallen betekent
A
dat je niks meer te zeggen hebt
B
geeft kans om te interpreteren
C
rust brengen in het gesprek
D
alles is onjuist

Slide 18 - Quizvraag

U bent zeker blij met onze zorg, toch? is een voorbeeld van:
A
Retorische vragen
B
Open vraag
C
Gesloten vraag
D
Suggestieve vraag

Slide 19 - Quizvraag

Hoe vaak gaat u naar de wc? is een voorbeeld van
A
gesloten vraag
B
gerichte vraag
C
openvraag
D
retorische vraag

Slide 20 - Quizvraag

Zijn we niet blij dat het vandaag mooi weer is? is een voorbeeld van
A
suggestieve vraag
B
retorische vraag
C
gesloten vraag
D
open vraag

Slide 21 - Quizvraag

'U doet het niet goed' is een
A
mening
B
OEN
C
oordeel
D
Alles is goed

Slide 22 - Quizvraag

'Ik vind dat het beter kan' is een:
A
Oordeel
B
advies
C
Mening
D
alles is onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Gevoelsreflectie is een voorbeeld van
A
juiste feedback
B
juiste techniek
C
onjuiste feedback
D
meta commuicatie

Slide 24 - Quizvraag

Door gevoelsreflectie laat je
A
Begrip tonen
B
Betrokkenheid tonen
C
Respect tonen
D
Aandacht tonen

Slide 25 - Quizvraag

De meeste communicatie verloopt
A
Verbaal
B
observatie
C
Non verbaal
D
met oogcontact

Slide 26 - Quizvraag

De bril waarmee je naar de wereld kijkt
A
heet referentiekader
B
moet op de juiste sterkte zijn
C
veroorzaakt altijd onbegrip
D
alles is juist

Slide 27 - Quizvraag

Wat is referentiekader?

Slide 28 - Open vraag