Les 1;Intro + Schrijven beschouwende of betogende tekst 3F

Nederlands 
Examentraining schrijven betoog 3F
Deel 1


1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Nederlands 
Examentraining schrijven betoog 3F
Deel 1


Slide 1 - Tekstslide

Examentraining
Aan het einde van de les:
- weet je wat er bij het schrijven van een betoog van je verwacht wordt; ​
- ken je het verschil tussen een beschouwende en betogende tekst
- weet je hoe je een schrijfplan maakt;
- heb je de eerste onderdelen (onderwerp, publiek en vakblad)  van het schrijfplan ingevuld .​




Slide 2 - Tekstslide

Programma vandaag
Inleiding

Theorie

Schrijfplan keuze publiek en vakblad

Afsluiting
Programma deel 1

Slide 3 - Tekstslide

Informatie algemeen
- Instellingsexamen
- Toetslaptop
- 60 minuten
- Pen en papier toegestaan, klad wel inleveren.
- Ondertekend schrijfplan (door docent NL) mag erbij.
- Eén herkansing, bij uitzondering een tweede met extra oefenstof en plan van aanpak. 


Slide 4 - Tekstslide

Informatie algemeen
Examen schrijven 3F heeft twee delen;

1. Schrijven van een overtuigend of beschouwend artikel voor een vakblad (uitleg vandaag);
2. Schrijven van een ondernemings- of operationeel plan.

Slide 5 - Tekstslide

Betogende tekst

Slide 6 - Tekstslide

Betogende tekst
- Een tekst waarin jij je mening duidelijk geeft over een onderwerp;
- Doel is overtuigen;
- Bevat argumenten die jouw mening ondersteunen;
- Gebruik maken van feiten voor een betrouwbaar en overtuigend geheel;
- Bron is belangrijk om te vermelden;


Slide 7 - Tekstslide

Kenmerken betogende tekst
- Je artikel heeft een titel die past bij het artikel en de lezer nieuwsgierigheid maakt;
- In de inleiding neem je een standpunt in;
- Er worden tenminste drie argumenten gegeven die je standpunt ondersteunen;
- Er wordt tenminste één tegenargument gegeven en het tegenargument wordt weerlegd;
- Elke alinea bevat niet meer dan één hoofdargument;
- Het gekozen onderwerp is interessant voor lezers van het gekozen vakblad;
- Je geeft in het artikel duidelijk aan hoe je aan je informatie komt. Hoe je dat te weten bent gekomen;
- Je geeft in je slot een conclusie of een samenvatting, passend bij je schrijfdoel;
- Je hebt een actieve schrijfstijl en voert die ook door in het hele artikel;
- Het artikel heeft minimaal 400 woorden en maximaal 650 woorden .

Slide 8 - Tekstslide

Opbouw betogende tekst - titel
Passende titel
Een titel passend bij het onderwerp. 
Kort maar krachtig. 



Slide 9 - Tekstslide

Opbouw betogende tekst - inleiding
1. Introductie onderwerp door lezer nieuwsgierig te maken
1. Het vertellen van een verhaaltje of anekdote over iets dat je hebt gelezen of meegemaakt (een anekdote = grappig en kort verhaal over iets dat echt gebeurd is).​
2. In te gaan op een actuele gebeurtenis. Je vertelt iets wat op dat moment veel aandacht krijgt in de publiciteit.​
3. De voorgeschiedenis te vertellen. Je gaat in op hoe men in het verleden omging met het onderwerp en maakt daarmee de lezer nieuwsgierig naar de huidige stand van zaken.
 
2. Standpunt innemen - wat is jouw mening?



Slide 10 - Tekstslide

Opbouw betogende tekst - kern
Argumenten passend bij de stelling 

- Per alinea één argument, totaal drie argumenten;
- Eén tegenargument met weerlegging;
- Let op signaalwoorden (Ten eerste, ten slotte);
- Maak gebruik van feiten en benoem de bron;
- Actieve schrijfstijl > In dit artikel vertel ik jullie over...




Slide 11 - Tekstslide

Opbouw betogende tekst - slot
Conclusie 
- Kort argumenten herhalen;
- Standpunt herhalen;
- Geen nieuwe informatie;
- Eindig met een 'uitsmijter', een krachtige slotzin.




Slide 12 - Tekstslide

Beschouwende tekst

Slide 13 - Tekstslide

Beschouwende tekst
- Kunnen meningen in voorkomen, maar schrijver laat zijn/haar mening niet doorschemeren; 
- Lezer moet zijn mening objectief kunnen bepalen;
- Doel is opiniëren/beschouwen;
- De schrijver kan wel voor- en nadelen of meningen van anderen geven;
- Beide kanten (voor en tegen)  worden belicht.

Slide 14 - Tekstslide

Kenmerken beschouwende tekst
- Je artikel heeft een titel die past bij het artikel en de lezer nieuwsgierigheid maakt;
- In de inleiding geef je een stelling;
- Je geeft twee argumenten voor en twee tegen;
- Elke alinea bevat niet meer dan één hoofdargument;
- Het gekozen onderwerp is interessant voor lezers van het gekozen vakblad;
- Je geeft in het artikel duidelijk aan hoe je aan je informatie komt. Hoe je dat te weten bent gekomen;
- Je geeft in je slot een conclusie of een samenvatting, passend bij je schrijfdoel;
- Je hebt een actieve schrijfstijl en voert die ook door in het hele artikel;
- Het artikel heeft minimaal 400 woorden en maximaal 650 woorden .

Slide 15 - Tekstslide

Opbouw beschouwende tekst - titel
Passende titel
Een titel passend bij het onderwerp. 
Kort maar krachtig. 



Slide 16 - Tekstslide

Opbouw beschouwende tekst - inleiding
1. Introductie onderwerp door lezer nieuwsgierig te maken
1. Het vertellen van een verhaaltje of anekdote over iets dat je hebt gelezen of meegemaakt (een anekdote = grappig en kort verhaal over iets dat echt gebeurd is).​
2. In te gaan op een actuele gebeurtenis. Je vertelt iets wat op dat moment veel aandacht krijgt in de publiciteit.​
3. De voorgeschiedenis te vertellen. Je gaat in op hoe men in het verleden omging met het onderwerp en maakt daarmee de lezer nieuwsgierig naar de huidige stand van zaken.
 
2. Stelling geven - welke vraag staat centraal in de tekst?



Slide 17 - Tekstslide

Opbouw beschouwende tekst - kern
Argumenten passend bij de stelling 
- Per alinea één argument;
- Totaal drie voor- en drie tegenargumenten;
- Let op signaalwoorden (Ten eerste, ten slotte);
- Maak gebruik van feiten en benoem de bron;
- Actieve schrijfstijl > In dit artikel vertel ik jullie over...

LET OP! Laat je eigen mening niet doorschemeren.




Slide 18 - Tekstslide

Opbouw beschouwende tekst - slot
Samenvatten
- Kort argumenten voor- en tegen herhalen;
- Stelling herhalen;
- Geen nieuwe informatie;
- Eindig met een 'uitsmijter', een krachtige slotzin.




Slide 19 - Tekstslide

Taalkundige kenmerken
De volgende punten worden beoordeeld:
1) Samenhang;
2) Afstemming op doel;
3) Afstemming op publiek;
4) Woordgebruik en woordenschat;
5) Spelling, interpunctie en grammatica;
6) Leesbaarheid.

Slide 20 - Tekstslide

Schrijfplan

Slide 21 - Tekstslide

Stap 1: kies het onderwerp
Waar wil je het over hebben?
Waar ligt je interesse?
Welk onderwerp vind je interessant?
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Stap 2: kies het vakblad en publiek

Slide 23 - Tekstslide

Vakblad

Slide 24 - Tekstslide

Publiek vakblad
- jongeren
- ouderen
- vakgenoten
- geïnteresseerden
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

Afsluiting

Slide 26 - Tekstslide

Doelen vandaag
Aan het einde van de les:

- weet je wat er bij het schrijven van een betoog van je verwacht wordt; ​
- ken je het verschil tussen een beschouwende en betogende tekst
- weet je hoe je een schrijfplan maakt;
- heb je de eerste onderdelen (onderwerp, publiek en vakblad) van het schrijfplan ingevuld .​

Slide 27 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 28 - Woordweb

Volgende les
Standpunt / stelling
Argumenten
Tegenargumenten




Slide 29 - Tekstslide

Nederlands 
Examentraining schrijven betoog 3F
Deel 2


Slide 30 - Tekstslide

Examentraining
Aan het einde van de les:
- weet je wat er bij het schrijven van een betoog van je verwacht wordt; ​
- kun je uitleggen wat een stelling, standpunt, mening, argument, tegenargument en drogreden is;
- heb je het volledige  schrijfplan ingevuld .​




Slide 31 - Tekstslide

Programma vandaag
Inleiding

Theorie

Schrijfplan standpunt/stelling/argumenten

Afsluiting
10 minuten

10 minuten

25 minuten



5 minuten
Programma deel 2

Slide 32 - Tekstslide

Terugblik
- weet je wat er bij het schrijven van een betoog van je verwacht wordt; ​
- ken je het verschil tussen een beschouwende en betogende tekst
- weet je hoe je een schrijfplan maakt;
- heb je de eerste onderdelen (onderwerp, publiek en vakblad) van het schrijfplan ingevuld .​

Slide 33 - Tekstslide

In een beschouwend artikel geef jij je mening over het onderwerp.
JA
NEE

Slide 34 - Poll

Welk artikel begint in de inleiding met een stelling?
Betogend
Beschouwend

Slide 35 - Poll

Welk artikel eindigt met een conclusie?
Betogend
Beschouwend

Slide 36 - Poll

Een betoog heeft als doel het opiniëren.
JA
NEE

Slide 37 - Poll

Theorie

Slide 38 - Tekstslide

Stellingen
Een uitspraak of een bewering over een onderwerp noemen we een stelling.​

Bijvoorbeeld: frisdranken bevatten teveel suikers.

Slide 39 - Tekstslide

Standpunt
Met een standpunt geef je je mening over die stelling. Je bent het eens met de stelling of juist niet. ​

Bijvoorbeeld: ik vind dat frisdranken teveel suikers bevatten.

Slide 40 - Tekstslide

Mening
Geen feiten.
Niet meetbaar.
'Ik vind...' / 'Ik ben van mening...'

Slide 41 - Tekstslide

Argumenten
Om een standpunt hard te maken, zal de schrijver gebruik maken van argumenten.

Alle argumenten samen, noemen we argumentatie.

Slide 42 - Tekstslide

Tegenargumenten
Met een tegenargument of tegenwerping ontkracht je een standpunt of argument van de ander.

Je maakt het standpunt of argument minder aanvaardbaar. 

Slide 43 - Tekstslide

Weerlegging
Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging). 

Slide 44 - Tekstslide

Drogredenen
Foute argumentaties noemen we ook wel drogredenen. ​

Wanneer spreken we van een drogreden?​
1) Onjuist gebruik van een argumentatieschema 
2) Overtreding van een discussieregel

Bij elk argumentatieschema horen één of meerdere drogredenen.

Slide 45 - Tekstslide

Schrijfplan

Slide 46 - Tekstslide

Stap 3: standpunt of stelling

Betoog: standpunt
Beschouwende tekst: stelling
timer
15:00

Slide 47 - Tekstslide

Stap 4: argumenten

Betoog
- drie argumenten die je standpunt ondersteunen
- één tegenargument met weerlegging

Beschouwende tekst
- twee argumenten voor
- twee argumenten tegen
timer
15:00

Slide 48 - Tekstslide

Afsluiting

Slide 49 - Tekstslide

Doelen vandaag
Aan het einde van de les:

- weet je wat er bij het schrijven van een betoog van je verwacht wordt; ​
- kun je uitleggen wat een stelling, standpunt, mening, argument, tegenargument en drogreden is;
- heb je het volledige schrijfplan ingevuld .​

Slide 50 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 51 - Woordweb

Volgende les
Oefenen met het schrijven van een tekst.



Slide 52 - Tekstslide

Slide 53 - Tekstslide