Spelling aan elkaar of los

Spelling: Aan elkaar of los?
Hoofdstuk 6
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling: Aan elkaar of los?
Hoofdstuk 6

Slide 1 - Tekstslide

Doel:
Ik weet welke woorden ik aan elkaar of los moet schrijven.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg
Kijk mee naar de video!

Slide 7 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
katoenen truitje
A
aan elkaar
B
los

Slide 8 - Quizvraag

los of aan elkaar?
er+achter+aan+rennen
A
los
B
aan elkaar

Slide 9 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
Veel eisend of veeleisend
A
Veel eisend
B
veeleisend

Slide 10 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
er onder door
A
aan elkaar
B
los

Slide 11 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
drie miljard
A
aan elkaar
B
los

Slide 12 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
'Hij rende … .'
A
daarheen
B
daar heen

Slide 13 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 14 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 15 - Quizvraag

Los of aan elkaar?
riool+water+zuivering

Slide 16 - Open vraag

Schrijf ze los of aan elkaar.
brand weer ladder

Slide 17 - Open vraag

Los of aan elkaar?
vier+honderd+acht+tien

Slide 18 - Open vraag

Nu:
Gaan aan het werk met de opdrachten van 'Aan elkaar of los?' uit hoofdstuk 6.

Slide 19 - Tekstslide