Spelling aan elkaar of los

Spelling: aan elkaar of los? 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Spelling: aan elkaar of los? 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Basisregels: aantekening
Regel 1. Zo veel mogelijk aan elkaar schrijven
Blessuregevoeligheid, kindvriendelijkheid, godsdienstwaanzinnig, elektriciteitsproductiemaatschappij
Regel 2. Op de voorvoegsels non-, no- en ex- volgt een koppelteken
Ex-werknemer, non-figuratief, no-nonsense
Regel 3. Na afkortingen gebruik je een koppelteken
Pabo-student, havo-leerling
Regel 4. Bij gelijkwaardige delen van een samenstelling gebruik je een koppelteken
baas-boven-baasprincpe, glas-in-loodraam, een hotel-restaurant





Slide 6 - Tekstslide

Regel 5. Bij klinkerbotsing gebruik je een koppelteken
Gala-avond, garage-eigenaar
Regel 6. Na een cijfer of een symbool
80-jarige, A4-formaat, y-as
Regel 7. Voor aardrijkskundige namen
Noord-Spanje, zuidoost-Groningen




Slide 7 - Tekstslide

Aan elkaar of los?
katoenen truitje
A
aan elkaar
B
los

Slide 8 - Quizvraag

aan elkaar of los?
er+achter+aan
A
aan elkaar
B
los

Slide 9 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
er onder door
A
aan elkaar
B
los

Slide 10 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
drie miljard
A
aan elkaar
B
los

Slide 11 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
'Hij rende … .'
A
daarheen
B
daar heen

Slide 12 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
driekamer appartement
B
driekamerappartement
C
drie-kamer-appartement
D
drie kamer appartement

Slide 13 - Quizvraag

Aan elkaar of los?
A
lange termijn planning
B
langetermijnplanning
C
lange termijnplanning
D
langetermijn planning

Slide 14 - Quizvraag

Los of aan elkaar?
riool+water+zuivering

Slide 15 - Open vraag

Schrijf ze los of aan elkaar.
brand weer ladder

Slide 16 - Open vraag

Los of aan elkaar?
vier+honderd+acht+tien

Slide 17 - Open vraag

Vul hier per tweetal jullie woord in (het langst mogelijke woord)

Slide 18 - Open vraag

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video