In de vorige lessen heb je al veel woorden over dit thema geleerd. Aan het eind van deze les ken je de betekenis van nieuwe woorden en kun je zinnen maken met die woorden.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1
In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Introductie en doel van de les
ruzie
Dit thema gaat over ruzie.
In de vorige lessen heb je al veel woorden over dit thema geleerd. Aan het eind van deze les ken je de betekenis van nieuwe woorden en kun je zinnen maken met die woorden.
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
2e uur
Nieuwe woorden leren
Zinnen maken
Gatentekst
Zelfstandig werken: boek
Nakijken
Quizlet
Slide 2 - Tekstslide
timer
2:00
10 woorden uit de vorige les
Slide 3 - Woordweb
Uitleg van nieuwe woorden
1. Lees het woord
2. Lees de betekenis(sen)
3. Lees de voorbeeldzin(nen)
4. Bekijk de plaatjes
Slide 4 - Tekstslide
Nieuwe woorden
Slide 5 - Tekstslide
uitschelden = обзивання
slechte dingen roepen tegen iemand
De pesters schelden de jongen uit. Ze roepen "watje en nerd".
Het dikke meisje wordt vaak uitgescholden.
Slide 6 - Tekstslide
vast = фіксований
los
Slide 7 - Tekstslide
het verdriet =
смуток
vervelend gevoel door iets wat je niet prettig vindt
je moet er soms van huilen
bijvoeglijk naamwoord: verdrietig
Zin: Je merkt aan de oude man dat hij veel verdriet heeft.
Slide 8 - Tekstslide
vergeten = забути
Mamadou stapt uit de trein,
maar hij is zijn telefoon vergeten.
Zijn telefoon ligt in de trein.
Slide 9 - Tekstslide
Verschillend =
Інший
betekent: anders zijn dan een ander persoon;
Zin: Deze Barbapapas zijn verschillend.
Slide 10 - Tekstslide
verstandig =
мудрий
slim
je hebt er goed over nagedacht
wijs
zin: Het is verstandig om 's ochtends te ontbijten.
Slide 11 - Tekstslide
vervelend =
дратує
niet leuk /saai
antoniem: leuk
zin: Soms vind ik de les woordenschat vervelend.
zin:Mijn broertje is vervelend.
Slide 12 - Tekstslide
Volgorde =
порядок
Ga op volgorde staan:
leeftijd, lengte
Slide 13 - Tekstslide
het zelfvertrouwen =
gevoel dat je niemand anders nodig hebt om te bereiken wat je wilt / het vertrouwen in jezelf
Als niets lukt, gaat je zelfvertrouwen omlaag.
Slide 14 - Tekstslide
zwak
niet sterk / met weinig kracht
We hebben met 8-0 gewonnen, want de tegenstander was erg zwak.
Slide 15 - Tekstslide
Pak een wisbordje
Slide 16 - Tekstslide
naast /
voorbij
slechte
dingen
roepen
tegen
iemand
onbeleefd/
ongepast
de keer
dat je
helpt of
geholpen
wordt
iemand
beschermen
of verdedigen
de hulp
brutaal
langs
opkomen voor iemand
uitschelden
Slide 17 - Sleepvraag
Maak een zin met "opkomen voor".
Slide 18 - Open vraag
Wat hoort NIET bij "de hulp"?
A
helpen
B
redden
C
roddelen
D
verzorgen
Slide 19 - Quizvraag
Schrijf minstens twee woorden op die horen bij "brutaal".