Ordinals (rangtelwoorden)

Unit 2: Grammar
Rangtelwoorden
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Unit 2: Grammar
Rangtelwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat zijn rangtelwoorden?
(Ordinals)

Slide 2 - Woordweb

1 >< 20
Hoe maak je een rangtelwoord?
Bij de meeste rangtelwoorden wordt er +th achter het gewone hoofdtelwoord gezet:                                                                                          four - fourth - 4th               seven - seventh - 7th
     nine - ninth - 9th                 eleven - eleventh - 11th 
Bij eerste, tweede en derde is dat niet het geval:
one - first - 1st        two - second - 2nd        three - third - 3rd

Slide 3 - Tekstslide

>20-30-40-50 and so on!
20th = twentieth
30th = thirtieth
40th = fortieth
50th = fiftieth
60th = sixtieth

Rule: -y + ieth

Slide 4 - Tekstslide

Streepje na 20
21th = twenty-first
22nd = twenty-second
23rd = twenty-third

Rule: cardinal + verbindingsstreepje (-) + ordinal
                  (hoofdtelwoord)                                         (rangtelwoord)

Slide 5 - Tekstslide

Fill in the correct ordinal
1st

Slide 6 - Open vraag

Fill in the correct ordinal
2nd

Slide 7 - Open vraag

Fill in the correct ordinal
3rd

Slide 8 - Open vraag

Fill in the correct ordinal
5th

Slide 9 - Open vraag

Fill in the correct ordinal
12th

Slide 10 - Open vraag

Fill in the correct ordinal
14th

Slide 11 - Open vraag

Fill in the correct ordinal
16th

Slide 12 - Open vraag

Fill in the correct ordinal
23rd

Slide 13 - Open vraag

Fill in the correct ordinal
29th

Slide 14 - Open vraag

Fill in the correct ordinal
30th

Slide 15 - Open vraag