Test diagnostique v5

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

Test diagnostique grammaire chapitre 4

La voix passive

Even het geheugen opfrissen. Hoe maak je van een bedrijvende zin een lijdende zin? Zet de stappen in de juiste volgorde

Lijdend voorwerp -> onderwerp

Hoofdwerkwoord van de actieve zin wordt voltooid dw in de passieve zin

Onderwerp actieve zin komt achter 'par'

Bepaal de tijd van de actieve zin

Zet être in dezelfde tijd in de passieve zin.

Is de zin actief of passief?
Mes parents visitent souvent des musées.

1. Actief
2. Passief

Is de zin actief of passief?
Ce match est regardé par beaucoup de fans.

1. actief
2. passief

Is de zin actief of passief?
Ce film a été vu par des millions de gens.

1. Actief
2. Passief

Is de zin actief of passief?
Mon père a accepté une poste dans cette entreprise.

1. actief
2. passief

Is de zin actief of passief?
Cette série est beaucoup regardée sur Netflix.

1. Actief
2. Passief

Zet de zin in de lijdende vorm
Mes parents paient mes études (v mv).

Zet de zin in de lijdende vorm
Michel a gardé les revenus de l'entreprise.

Zet de zin in de lijdende vorm
On versera l'argent sur mon compte bancaire.

Zet de zin in de lijdende vorm
Philippe Claudel a écrit le livre 'La petite fille de monsieur Linh'.

Zet de zin in de lijdende vorm
L'université organisera une journée portes ouvertes.

Zet de zin in de lijdende vorm
On fait des travaux pour améliorer les routes.

Réécris les phrases à la voix passive en utilisant des verbes pronominaux.

On traduit facilement cette phrase en français

Traduire le mot 'wat' en français

Even het geheugen opfrissen. Wanneer gebruik je ook alweer welke vertaling? 

'Wat' is het onderwerp van de vraagzin.

'Wat' is het onderwerp van de betrekkelijke bijzin

'Wat' is het lijdend voorwerp van de betrekkelijke bijzin.

'Wat' is het lijdend voorwerp van de vraagzin, geen inversie

'Wat' is het lijdend voorwerp van de vraagzin, wel inversie.

'Wat' wordt in een vraagzin gevolgd door être + zelfstandig naamwoord

Q'est-ce qui

Qu'est-ce que

Que

Ce qui

Ce que

Quel(le)(s)

_________ est arrivé à ton frère? Il s'est cassé la jambe?

1. Qu'est-ce qui
2. Qu'est-ce que
3. Que
4. Quel

________ sont tes vêtements préférés?

1. Qu'est-ce qui
2. Qu'est-ce que
3. Que
4. Quels

________ veux-tu dire par cette remarque?

1. Qu'est-ce qui
2. Qu'est-ce que
3. Que
4. Quel

________ vous avez fait pendant les vacances?

1. Qu'est-ce qui
2. Qu'est-ce que
3. Que
4. Quelles

______ tu dis est très important

1. Ce qui
2. Ce que

Je ne sais pas _____ s'est passé pendant ton absence mais tout le monde est parti.

1. ce qui
2. ce que

contenir ??

la qualité

agir

avoir tendance à

voldoen

de vrije tijd

de leugen

au contraire

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

_______________? Ma couleur préférée, c'est le bleu.

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

________________? Ce soir, je préfère rester à la maison.

Lees het antwoord en noteer de vraag. Gebruik in iedere zin een vertaling van het woord 'wat'.

________________? Il s'est cassé la jambe pendant les vacances.

Traduis les phrases:
Ik vind het niet leuk wat jij doet.

Traduis les phrases:
Wat mij verbaasd is dat hij altijd te laat komt.