2) Bespreken opdracht 4 van Woordenschat H3, blz. 91-93
3) Theorie Spelling H1
4) Opdrachten maken
Slide 2 - Tekstslide
Lesdoelen
Je kent de betekenis van moeilijke woorden en je begrijpt ze.
Je weet wanneer je trema, apostrof, accentteken en cedille gebruikt.
Slide 3 - Tekstslide
Bespreken opdracht 4
blz. 91
Slide 4 - Tekstslide
Spelling H1
Trema, apostrof, accenttekens en cedille
Om uitspraakproblemen binnen een woord te voorkomen gebruiken we in het Nederlands bovenstaande tekens.
Trema, accenttekens en cedille komen ook vaak voor bij leenwoorden.
Slide 5 - Tekstslide
Trema
Dit gebruik je:
te voorkomen dat twee klinkers in een woord samen worden uitgesproken. Reeën, kopiëren, reünie. Bij woorden die eindigen op -ie bepaalt de klemtoon of het meervoud -iën of - ieën wordt. POrie> poriën, caloRIE > calorieën
in leenwoorden: fröbelen
Let op: bij samenstellingen gebruik je een koppelteken, geen trema
Slide 6 - Tekstslide
Apostrof
Dit gebruik je:
om uitspraakproblemen te voorkomen als je een 's schrijft achter woorden die eindigen op Ik hOU vAn Ys. (baby's, auto's, Anna's jurk). Als er geen uitspraakprobleem is dan schrijf je de 's vast aan het woord: cadeaus, jockeys.
als weglatingsteken: 's avonds (des avonds), Lex' hoed
in meervouden en afleidingen van afkortingen: wc's, dvd'tje
in verkleinwoorden op y: baby'tje (maar wel jockeytje)
Slide 7 - Tekstslide
Accentteken
Er zijn 3 accenten: accent aigu (café), accent grave (carrière) en accent circonflexe (crêpe). Ze komen vooral voor op de letter e.
De accent aigu gebruik je om:
de lettergreep te beklemtonen. Het staat dan op alle klinkers van de beklemtoonde lettergreep: Ze heeft niet twéé kinderen, maar drie.
Let op: bij een opeenvolging van drie beklemtoonde letters in dezelfde lettergreep krijgen alleen de eerste twee letters een klemtoonteken (móói, frááie)
Slide 8 - Tekstslide
Cedille
De cedille (het 'wormpje' onderaan de ç) zorgt ervoor dat de 'c' als een 's' klinkt voor de o, a of u. Normaal klinkt hij daar als de letter k.