1HV unité 3+4 test voc | negation | verbes -er | aller

unité 4 - check
les heures

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

unité 4 - check
les heures

Slide 1 - Tekstslide

Welke schoolvakken
ken je in het Frans?

Slide 2 - Woordweb

à droite
A
rechtdoor
B
rechts
C
links
D
derde

Slide 3 - Quizvraag

Vertaal:
le cahier
A
het boek
B
het schrift
C
de rugzak
D
de les

Slide 4 - Quizvraag

Welk woord past niet in het rijtje?
A
les devoirs
B
la matière
C
le jeu vidéo
D
apprendre

Slide 5 - Quizvraag

Welk woord is een vraagwoord?
A
fais
B
pourquoi
C
dangereux
D
beaucoup

Slide 6 - Quizvraag


Je vais ... du piano.
A
jouer
B
faire
C
travailler
D
aller

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is géén vorm van het werkwoord 'aller'?
A
vais
B
allons
C
vont
D
allent

Slide 8 - Quizvraag


Welk woord past niet in het rijtje?
A
la salle de bains
B
la chambre
C
la cuisine
D
la fenêtre

Slide 9 - Quizvraag

Welke spelling is correct?
A
qu'est-ce que
B
qu est'ce-que
C
que est-ce que
D
qu-est c'que

Slide 10 - Quizvraag

Zet de dagdelen op volgorde van vroeg
naar laat. (sleep blauw over rood)
midi
le soir
le matin
la nuit
l'après-midi

Slide 11 - Sleepvraag

Vertaal:
tout droit

Slide 12 - Open vraag

Vertaal:
tant pis

Slide 13 - Open vraag

Vertaal:
jusqu'à la boulangerie

Slide 14 - Open vraag

ce n'est pas vrai

Slide 15 - Open vraag

Noem alle dagen van
de week (in het Frans)

Slide 16 - Woordweb

Zet de zinsdelen in de juiste volgorde.
(sleep blauw over rood)
ne
Mon frère
la télé
jamais
regarde

Slide 17 - Sleepvraag

niets
A
ne...pas
B
ne...rien
C
ne...jamais
D
ne...plus

Slide 18 - Quizvraag

nous ...
A
travallons
B
travaillez
C
travaillent
D
travaillons

Slide 19 - Quizvraag

Welk woord past niet in het rijtje?
A
aimer
B
préférer
C
détester
D
adorer

Slide 20 - Quizvraag

Vertaal:
ik ben goed in Frans

A
je suis fort en français
B
je suis nul en français
C
je suis bien en français
D
je suis bon en français

Slide 21 - Quizvraag

Tu aimes ... activités?
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 22 - Quizvraag

Welke werkwoorden op -er
ken je in het Frans?

Slide 23 - Woordweb

Vertaal:
hij tekent

Slide 24 - Open vraag

Vertaal:
zij vragen (m)

Slide 25 - Open vraag

Vertaal:
jullie spelen

Slide 26 - Open vraag

Vertaal:
wij geven niets

Slide 27 - Open vraag

Bonne chance!

Slide 28 - Tekstslide