Moeilijke woorden

Nederlands

Nederlands

Moeilijke woorden
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Nederlands

Moeilijke woorden

Slide 1 - Tekstslide

Les 1

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel: 
Aan het einde van de les kan ik moeilijke woorden uit de tekst halen.

Aan het einde van de les kan ik de betekenis van deze woorden achterhalen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Paragraaf 2.3 Moeilijkewoordenwijzer

Slide 5 - Tekstslide

In stappen (schrijf in je schrift)
1. Is het woord belangrijk om de tekst te kunnen begrijpen? 
    Nee? --> lees verder
    Ja? --> stap 2
2. Probeer de betekenis af te leiden uit de context.
     Zie je bijvoorbeeld een omschrijving, synoniem, voorbeeld, 
     tegenstelling of ken je stukjes van het woord?
3. Geen aanwijzing in de tekst? Zoek de betekenis dan op in een (online) woordenboek

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijk
Volg de stappen om moeilijke woorden te snappen, dan raak je de draad niet kwijt!

Slide 8 - Tekstslide


1

2
3
Zoek op in het woordenboek
Snap je de tekst ook zonder dit woord helemaal te kennen?
Kun je de betekenis afleiden uit de context?

Slide 9 - Sleepvraag

Spiek in je aantekeningen: welke 3 stappen zet je wanneer je een moeilijk woord tegenkomt?

Slide 10 - Open vraag

Woordraadstrategieën
  • Hierna volgen vier dia's met verschillende woordraadstrategieën
  • Deze strategieën helpen je om achter de betekenissen van moeilijke woorden te komen. 
  • Gebruik hiervoor de context: de tekst in de buurt van het moeilijke woord.
Schrijf de vier strategieën in je schrift.

Slide 11 - Tekstslide

1. Synoniem
  • Ander woord, dezelfde betekenis.
  • Wanneer je een moeilijk woord tegenkomt in de tekst, kun je kijken of er een synoniem in de buurt staat dat je wél kent.
  • Op de volgende slide ga je oefenen met synoniemen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

2. Tegenstellingen
Wanneer je een moeilijk woord tegenkomt, kun je in de context kijken of er een tegenstelling staat waarvan je de betekenis wél kent. Je snapt dan ook wat dat moeilijke woord betekent. 

Op de volgende slide ga je oefenen met tegenstellingen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

3. Bekende woorddelen
Soms ken je wel losse stukjes van een lastig woord. 

Bijvoorbeeld: zorgeloos
- zorgen = je druk maken om iets 
- loos = zonder

zorgeloos: je nergens druk om maken

Slide 16 - Tekstslide

4. Omschrijving
Soms wordt het moeilijke woord in de tekst eromheen omschreven. Handig! Zo weet je de betekenis van dat woord.

Slide 17 - Tekstslide

Les 2 - verkorte les

Slide 18 - Tekstslide

Welke vier woordraadstrategieën heb je geleerd?

Slide 19 - Woordweb

Als je een moeilijk woord tegenkomt, kun je de context gebruiken om de betekenis te achterhalen. Wat betekent context?
A
Het stukje tekst om het moeilijke woord heen.
B
De hele tekst.
C
De alinea waar het woord in staat.
D
Het onderwerp van de tekst.

Slide 20 - Quizvraag

Opdracht in tweetallen
  • Ipad dicht
  • Lees tekst 1 op blz. 85 in je papieren lesboek.
  • Markeer in tweetallen minimaal vijf moeilijke woorden die je tegenkomt. (Vind je geen moeilijke woorden? Noteer dan de vijf moeilijkste).
  • Bekijk samen bij elk woord de context en ga op zoek naar synoniemen, tegenstellingen, omschrijvingen of voorbeelden. 
  • Noteer in eigen woorden de betekenis van het moeilijke woord. Schrijf dit in je lesboek of in je schrift. 
timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Welke moeilijke woorden zijn jullie tegengekomen?

Slide 22 - Woordweb

Weektaak
  • Werk nu aan de weektaak. 
  • Klaar? Lezen voor / werken aan de boekopdracht.
  • Klaar? Doe je oortjes in en bekijk de avonduitzending van het jeugdjournaal van gisteren.

Slide 23 - Tekstslide

Les 3 paragraaf 2.3
De vorige les hebben we het gehad over moeilijke woorden
Even kijken wat je er nog van weet!

Slide 24 - Tekstslide

Kom je een moeilijk woord tegen? Dan kijk je of je de betekenis kunt afleiden uit de tekst in de buurt van het moeilijke woord. Hoe noemen we de tekst in de buurt van dat woord?

Slide 25 - Open vraag

Vier woordraadstrategieën

Slide 26 - Woordweb

Wat we deze lessen gaan doen:
1. Spelletje met de woordraadstrategie 'zoek een omschrijving'. 
2. Uitleg & aantekeningen maken van een nieuwe leesstrategie: zoekend lezen

Slide 27 - Tekstslide

Spelletje - omschrijvingen
  1. Iemand komt naar voren en krijgt een woord te zien.
  2. Hij/zij omschrijft dit woord.
  3. Let op: stukjes van het woord mogen níet worden genoemd!
  4. De klas raadt (vinger opsteken..) welke woord er wordt omschreven. 

Slide 28 - Tekstslide

1. vogelhuisje
2. tijdschrift
3. mandarijn 
4. sinterklaas

Slide 29 - Tekstslide

Leesstrategieën
Maak aantekeningen bij de volgende dia's. Schrijf vooral de belangrijke zaken op. Let op vetgedrukte woorden e.d. 
Voorbeelden hoef je niet altijd mee te schrijven.

Lees daarna (evt. thuis) de leertekst op blz. 84 voordat je aan de opdrachten begint.

Slide 30 - Tekstslide

Wat is een leesstrategie ook alweer? (tip: paragraaf 1.3)

Slide 31 - Open vraag

Welke 2 leesstrategieën heb je in 1.3 geleerd? Noteer ook per strategie het doel.

Slide 32 - Woordweb

Leesstrategie 3: zoekend lezen
  • Doel: antwoord vinden op een vraag
  • Je hoeft niet de hele tekst te lezen
  • Om te weten welk stukje je moet lezen let je op afbeeldingen, tussenkopjes, opvallend gedrukte woorden, etc.  

Slide 33 - Tekstslide

Zoekend lezen: dit doe je vaker dan je denkt! Geef minimaal 2 voorbeelden van de praktijk waarin je zoekend leest.

Slide 34 - Open vraag

Oefenen met zoekend lezen.
Welke acht wereldschoolactiviteiten hebben we op het CCC? https://www.hetccc.nl/

Slide 35 - Open vraag

Van wanneer tot wanneer hebben we kerstvakantie? https://www.hetccc.nl/

Slide 36 - Open vraag

Je hebt vast niet alle teksten op de site gelezen bij het vinden van het antwoord op de vorige vragen. Waar heb je op gelet, zodat je vlot het antwoord kon vinden?

Slide 37 - Open vraag

En nu:
  • Heb je nog vragen over de lesstof? Stel deze tijdens het zelfstandig werken aan je docent.
  • Werk verder aan je weektaak (zie studiewijzer) en de boekopdracht.
  • Klaar? Lezen leesboek of recente uitzending van het jeugdjournaal bekijken (oortjes in). 
  • Neem volgende week een nieuw/ander PAPIEREN leesboek mee om tijdens de les uit te lezen. Een Donald Duckie o.i.d. is voor de komende twee schoolweken ook prima :) 

Slide 38 - Tekstslide