Moeilijke woorden

Nederlands

Nederlands

Moeilijke woorden
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Nederlands

Moeilijke woorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel: 
Aan het einde van de les kan ik moeilijke woorden uit de tekst halen.

Aan het einde van de les kan ik de betekenis van deze woorden achterhalen.

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht in tweetallen
  • Lees de tekst.
  • https://www.kidsweek.nl/nieuws/waarom-hebben-stormen-namen 
  • Markeer minimaal 5 moeilijk(st)e woorden die je tegenkomt. 
  • Schrijf deze in je schrift.
  • Zoek de betekenis en schrijf deze op de achterkant.
timer
5:00

Slide 3 - Tekstslide

Welke moeilijke woorden zijn jullie tegengekomen?

Slide 4 - Woordweb

Stappenplan maken!

Slide 5 - Tekstslide

Moeilijke woordenwijzer

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

In stappen (schrijf in je schrift)
1. Is het woord belangrijk om de tekst te kunnen begrijpen? 
    Nee? --> lees verder
    Ja? --> stap 2
2. Probeer de betekenis af te leiden uit de context.
     Zie je bijvoorbeeld een omschrijving, synoniem, voorbeeld, 
     tegenstelling of ken je stukjes van het woord?
3. Geen aanwijzing in de tekst? Zoek de betekenis dan op in een (online) woordenboek

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
Het grasland van boer Freek lag er mooi bij.

Gras en land ken je al
Samen wordt dit een stuk land met gras


Slide 9 - Tekstslide

Belangrijk
Volg de stappen om moeilijke woorden te snappen, dan raak je de draad niet kwijt!

Slide 10 - Tekstslide


1

2
3
Zoek op in het woordenboek
Snap je de tekst ook zonder dit woord helemaal te kennen?
Kun je de betekenis afleiden uit de context?

Slide 11 - Sleepvraag

1. Synoniem
  • Ander woord, dezelfde betekenis.
  • Wanneer je een moeilijk woord tegenkomt in de tekst, kun je kijken of er een synoniem in de buurt staat dat je wél kent.
  • Op de volgende slide ga je oefenen met synoniemen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Link

2. Tegenstellingen
Wanneer je een moeilijk woord tegenkomt, kun je in de context kijken of er een tegenstelling staat waarvan je de betekenis wél kent. Je snapt dan ook wat dat moeilijke woord betekent. 

Op de volgende slide ga je oefenen met tegenstellingen.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Link

3. Bekende woorddelen
Soms ken je wel losse stukjes van een lastig woord. 

Bijvoorbeeld: zorgeloos
- zorgen = je druk maken om iets 
- loos = zonder

zorgeloos: je nergens druk om maken

Slide 16 - Tekstslide

4. Omschrijving
Soms wordt het moeilijke woord in de tekst eromheen omschreven. Handig! Zo weet je de betekenis van dat woord.

Slide 17 - Tekstslide

Spelletje - omschrijvingen
  1. 1 iemand komt naar voren en krijgt een woord te zien.
  2. Hij/zij omschrijft dit woord.
  3. Let op: stukjes van het woord mogen níet worden genoemd!
  4. De klas raadt (vinger opsteken..) welke woord er wordt omschreven. 

Slide 18 - Tekstslide

1. vogelhuisje
2. tijdschrift
3. mandarijn 

Slide 19 - Tekstslide

Weektaak

Slide 20 - Tekstslide