H7: Nederland en het buitenland

Welkom bij Economie
- Boek, schrift, rekenmachine op tafel
- telefoon uit zicht
Planning vandaag: 
Start nieuwe hoofdstuk (H7)
- maken par. 7.1
- bespreken / nakijken
- maken 7.2 




Bijzonderheden
Verder uit boek, kopietjes bewaren voor leren toets. 
Planning deze week:
hoofdstuk 7 par 1 en 2


1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Economie
- Boek, schrift, rekenmachine op tafel
- telefoon uit zicht
Planning vandaag: 
Start nieuwe hoofdstuk (H7)
- maken par. 7.1
- bespreken / nakijken
- maken 7.2 




Bijzonderheden
Verder uit boek, kopietjes bewaren voor leren toets. 
Planning deze week:
hoofdstuk 7 par 1 en 2


Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 7
Nederland en het buitenland

Handelsland
Vrij handelen
EU en EMU
Globalisering

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen par. 7.1:
Nederland handelsland
  • Je kunt uitleggen waarom de export belangrijk is voor ons.
  • Je kunt uitleggen waarom de import belangrijk is voor ons.
  • Je kunt uit de betalingsbalans opmaken of we daarop tekorten of overschotten hebben.
  • Je kunt uitleggen hoe een verandering van de wisselkoers invloed heeft op de import en export.



Slide 3 - Tekstslide

Maken:  vraag 1 t/m 8, 10  
blz. 202 t/m 205     daarna par. 7.2 maken: 1 tm 5, 7 tm 10
  • 1 a. Duitsland
  •  b.  Vrijhandel, dichtbij, groot land / veel inwoners. 
  •  c.  (€ 23,6 + € 10,8 + € 8,7 + € 7,7 + € 3,6 + € 3 + € 2,8) miljard = € 60,2 miljard           deel : geheel x 100
  •   € 60,2 miljard ÷ € 94,5 miljard × 100% = 63,7% 
  •  d. Bij lange wachttijden kunnen landbouwproducten bederven, waardoor ze niet meer verkocht kunnen worden. 

  • 2. De export levert werkgelegenheid op en dus inkomsten voor werknemers. Met meer inkomen kunnen huishoudens meer besteden. 

  • 3 a. deel : geheel x 100
  • 2,4 miljoen ÷ 8,9 miljoen × 100% = 27%
  •  b. Bijvoorbeeld: Een vrachtwagenchauffeur, een ICT’er, een financieel adviseur.
  •  c. Indirecte banen zijn banen bij bedrijven die goederen of diensten leveren aan exporterende bedrijven. Bijvoorbeeld werknemers van een schoonmaakbedrijf die bij een exportbedrijf schoonmaken. 
  •  

Slide 4 - Tekstslide

Maken: vraag 1 t/m 8, 10
blz. 202 t/m 205     daarna par. 7.2 maken: 1 tm 5, 7 tm 10
  • 4a.  bij wederuitvoer gaat het om invoer en uitvoer, zonder dat er echt wat aan het product gemaakt wordt. Bij de productie in NL produceren we ook echt, en zit er veel meer werk in (dus willen we er ook meer aan verdienen).  
  • b. links onderin: totaal € 653 miljard
  • Dienstenexport € 166 miljard x € 0,63 = € 104,58 miljard
  • Wederuitvoer € 246 miljard x € 0,14 = € 34,44 miljard
  • Totaal € 261,93 miljard

  • 5. lagere loonkosten, beter klimaat, goedkopere landbouwgrond

  • 6a.  € 490 miljard ÷ € 880 miljard × 100% = 55,7%
  •  b. Aan de hoge exportquote van 73,9% en de hoge importquote van 55,7%.
  •  c. Een land met een open economie is erg afhankelijk van de handel met andere landen. Als het wereldwijd slecht gaat met de economie, gaan andere landen minder importeren. Nederland heeft daar veel nadeel van omdat onze exportinkomsten dan dalen.

Slide 5 - Tekstslide

Maken: vraag 1 t/m 8, 10
blz. 202 t/m 205     daarna par. 7.2 maken: 1 tm 5, 7 tm 10
  • 7a. Nee, niet helemaal, want je weet nog niets over de exportquote. Het kan best zijn dat China wel veel exporteert. 
  • b. importwaarde $ 2160 miljard = 15 % van het nationaal inkomen     (importquote = 15%)
  • dus $ 2160 : 15 x 100 = $ 14.400 miljard nationaal inkomen

  • 8a. 2004 = 40 miljard euro
  • 2019 = 83 miljard euro
  • formule = (nieuw - oud) : oud x 100
  • (83 - 40) : 40 x 100 = 107,5 %
  • b. 1e en 3e

  • 10.    waardedaling - 3 -2 -1 - economische groei


Slide 6 - Tekstslide

Welkom bij Economie
- Boek, schrift, rekenmachine op tafel
- telefoon uit zicht
Planning vandaag: 
- nakijken par. 7.2 (snel)
- theorie par. 7.3 deel 1: de EU
- maken par. 7.3 deel 1
- theorie par. 7.3 deel 2: de EMU
- maken par. 7.3 deel 2






Bijzonderheden
na deze paragrafen maken we de oefentoets, iPad nodig
Planning deze week:
hoofdstuk 7 par 3 en 4


Slide 7 - Tekstslide

par. 7.2: Kunnen we vrij handelen?

lesdoelen:
- Je kunt uitleggen hoe landen voordeel hebben van handel met andere landen.
- Je kunt vijf maatregelen noemen waarmee landen hun eigen economie kunnen beschermen.
- Je weet wat vrijhandel betekent.
- Je kunt uitleggen wat de rol van de WTO is in de internationale handel.



Slide 8 - Tekstslide

Nakijken par. 7.2 maken: 1 tm 5, 7 tm 10
  • 1a. Prijs Smartphone      € 259
  •        Verzendkosten              € 30
  • Invoerbelasting (3%)           € 8,67     ( € 289 : 100 x 3)
  • Btw (21%)                                € 62,51    (€ 289 + 8,67 = € 297,67;   € 297,67 : 100 x 21 = € 62,51)
  • Afhandelingskosten           € 13         +
  • Totaal                                      € 373,18
  •  b.  (€ 373,18 – € 259) ÷ € 259 × 100% = 44,1%
  •  c. langer wachten voordat je de telefoon hebt, lastig / duur om het product te retourneren, lastig om contact te hebben met de leverancier in China bij iets wat onder de garantie valt.

  • 2a. 1. Omdat NL goede kwaliteit bloemen en groenten kan telen.    2.  Omdat andere landen sommige dingen goedkoper kunnen produceren.
  • b. Nee, Nederland is daarvoor te klein (we zouden het misschien kunnen tegen een hele hoge prijs, maar waarschijnlijk hebben we te weinig grondstoffen, werknemers en ruimte). 


Slide 9 - Tekstslide

Nakijken par. 7.2 maken: 1 tm 5, 7 tm 10
3a. China 17 uur     Nederland 22 uur;  beide landen maken hun eigen producten.
b. China   2 iPhones = 16 uur   (t.o. 17 uur), dus 1 uur winst
Nederland 2 fietsen = 20 uur (t.o. 22 uur) dus 2 uur winst

4a. Invoerrechten, contingentering, invoerverbod
b. Voldoet niet aan veiligheidseisen of milieu-eisen.

5. Situatie 3
--> tussen de oranje landen (landen van de EU) zijn geen invoerrechten (dus 0%), er is namelijk vrijhandel. 
--> landen van buiten de EU betalen aan elke landsgrens even veel invoerrechten (=gemeenschappelijk buitentarief)

Gemeenschappelijk buitentarief =
Landen van de EU hebben hetzelfde tarief voor landen buiten de EU

Slide 10 - Tekstslide

Nakijken par. 7.2 opdracht 7 tm 10
blz. 209
8. welvaart = in hoeveel behoeftes je kunt voorzien (in hoe meer behoeftes je kunt voorzien, hoe welvarender)
Door meer handel, heb je als consument meer keuze (en worden producten goedkoper). Je kunt dus in meer behoeftes voorzien en bent dus welvarender. 
Let op: alleen aangeven dat er meer geld verdiend wordt door de handel is niet voldoende. Je moet iets hebben genoemd over de mate waarin je in behoeftes kunt voorzien. 

9. Er zijn 196 landen, het is niet mogelijk om met elk land apart afspraken te maken. 
Niet alle landen willen meewerken aan vrijhandel. 
Alle landen hebben ook nog hun eigen belangen.

Doel WTO = vrijer en eerlijkere handel, wil protectiemaatregelen afschaffen

10.  a sowieso, over b kun je twisten (er komt wel meer export, maar is het ook vrijhandel?)
c sowieso niet, en d is maar net hoe je het leest (verlagen van het aantal, of het verminderen van regels met quota?).

Slide 11 - Tekstslide

par. 7.2: Kunnen we vrij handelen?

lesdoelen:
- Je kunt uitleggen hoe landen voordeel hebben van handel met andere landen.
- Je kunt vijf maatregelen noemen waarmee landen hun eigen economie kunnen beschermen.
- Je weet wat vrijhandel betekent.
- Je kunt uitleggen wat de rol van de WTO is in de internationale handel.



Slide 12 - Tekstslide

par. 7.3: Kunnen we vrij handelen?

lesdoelen:
- Je kunt de kenmerken van de interne markt noemen.
- Je kunt uitleggen hoe de EU voor meer concurrentie zorgt.
- Je weet wat de EMU is en kunt de voordelen van de euro voor de handel noemen.
- Je kunt uitleggen hoe de ECB invloed op de hoogte van de inflatie heeft






Slide 13 - Tekstslide

Theorie par. 7.3 deel 1: de EU
blz 210 en 211
Europese Unie (EU)
27 lidstaten
samenwerken op economische gebied


Maken: opdr. 1, 2, 3 en 4

Let op, vraag 3: zowel vraag a als b zijn 2 vragen in één.
a. berekenen deel EU in % van totaal  in 2015  én  2019     -->  formule ? 
b. berekenen %-stijging  EU   én  niet-EU   --> formule ?

Slide 14 - Tekstslide

maken: opdracht 1 t/m 11
blz. 210 tm 213   
  • 1a. importheffingen en importquota
  • b. Omdat het VK uit de EU gaat, en er dus niet automatisch meer vrijhandel is. 
  • c. € 1.200.000.000 : 50.000 = € 24.000 per vrachtwagen
  • d. - De prijzen zullen niet verhoogd worden door de extra invoerrechten (importbelastingen).
  • - De consumenten kunnen nog steeds Nederlandse groenten en fruit kopen (meer keuze). 

  • 2. Vrij verkeer van personen

  • 3a. 2015; totaal € 420 miljard euro        304 : 420 x 100 = 72,4%
  • 2019;  totaal € 516 miljard euro    359 : 516 x 100 = 69,6% 
  • b. Naar EU-landen: (€ 359 – € 304) ÷ € 304 × 100% = 18,1% gestegen
  •   Naar niet-EU-landen: (€ 157 – € 116) ÷ € 116 × 100% = 35,3% gestegen

  • 4. stijgt - dalen - beter - toenemen. 

Slide 15 - Tekstslide

Theorie deel 2: blz. 211, 212 en 213
regels binnen de EU en de EMU
Europese Monetaire Unie
-> eurozone
Alle landen die de euro als munteenheid hebben

Voordelen:
- je hoeft geen geld te wisselen
- transparante prijzen
- geen stijgende of dalende koersen (waardoor 
import per dag verschillend in prijs kan zijn)

Maken: vraag 5, 6, 7 en 8     (bij vrg. 8 nodig  deel : geheel x 100)

Slide 16 - Tekstslide

Nakijken: opdracht 5, 6, 7 en 8
blz. 212 tm 213   
5. Dat de EU bezig is met het afstemmen van milieuregels en belastingtarieven, maar dat het langzaam gaat (zie schildpad).

6a. Omdat dan de prijzen van de Duitse producten duurder worden, waardoor consumenten minder kunnen kopen. Dit is niet goed voor de bedrijven in het land.  (ook juist: dit is niet goed voor het vertrouwen van de consument) 
b. De Nederlandse overheid krijgt dan minder geld binnen. 

7. meer - stijgen - afnemen - dalen

  • 8. financiële eisen:  tekort niet groter dan 3% van het bbp      totale schuld moet lager dan 60% van het bbp zijn. 
  • 2019: een overschot dus geen tekort. staatsschuld  € 399 miljard  , uitrekenen hoeveel % dat deel is van het bbp  
  • € 399 miljard : € 810 miljard x 100 = 49,3%  --> is lager dan 60%, dus voldoet
  • 2021:  € 28,1 miljard tekort,     28,1 : 825 x 100 = 3,4 %   dus het tekort is te groot
  • staatsschuld € 510,    510 : 825 x 100 = 61,8%   staatsschuld, dus ook die is te groot.





Slide 17 - Tekstslide

Theorie: de Europese Centrale Bank (ECB)
blz. 213
Belangrijkste taak: zorgen dat de euro zijn waarde behoudt (stabiel is)
- prijzen mogen dus niet te veel stijgen (inflatie)
Middel: rente verhogen of verlagen

Andere belangrijke taak: in omloop brengen van nieuwe bankbiljetten



Maken:
vraag 10 en 11

Slide 18 - Tekstslide

Nakijken: opdracht 10 en 11
blz. 213   
10a. Ze houden dan vertrouwen in de economie. Zonder vertrouwen gaan ze minder geld uitgeven.
b. Verhogen. Door de rente te verhogen gaan consumenten en bedrijven meer sparen (en minder lenen). Hierdoor gaan ze minder euro's besteden en vragen ze minder producten en zal de prijs dalen (=minder inflatie). 

11. hogere rente =   meer vraag naar euro's. De koers van de euro zal dan stijgen






Slide 19 - Tekstslide

par. 7.3: Kunnen we vrij handelen?

lesdoelen:
- Je kunt de kenmerken van de interne markt noemen.
- Je kunt uitleggen hoe de EU voor meer concurrentie zorgt.
- Je weet wat de EMU is en kunt de voordelen van de euro voor de handel noemen.
- Je kunt uitleggen hoe de ECB invloed op de hoogte van de inflatie heeft






Slide 20 - Tekstslide

par. 7.4: De wereld wordt kleiner

lesdoelen:
- Je kunt uitleggen wat globalisering is en waardoor deze toeneemt.
- Je weet wat een handelsverdrag is en wat de voordelen ervan zijn.
- Je kunt uitleggen hoe we onze internationale concurrentiepositie kunnen behouden en verbeteren.
- Je kunt drie nadelen van globalisering noemen









Slide 21 - Tekstslide

theorie: globalisering 
Maken: opdracht 1, 2, 4 t/m 10   blz. 214 - 217
globalisering
toenemende contacten en handel tussen mensen en bedrijven over de hele wereld
--> vergroot door technologische ontwikkelingen in communicatie en transport

handelsverdrag = handelsakkoord
afspraken over bijv invoerrechten, veiligheidseisen, milieu, etc.
--> De EU sluit deze verdragen namens haar lidstaten

internationale concurrentiepositie
goederen en diensten leveren tegen een zo'n goed mogelijke kwaliteit en een aantrekkelijke prijs



Slide 22 - Tekstslide

Maken: vraag alles, behalve 3. 

Slide 23 - Tekstslide