H1 grammatica - zinsdelen

Programma
  • Lezen
  • Taalportfolio
  • Terugblik les 
  • Uitleg nieuwe theorie 
  • Aan het werk 
  • Huiswerk 
timer
1:00
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma
  • Lezen
  • Taalportfolio
  • Terugblik les 
  • Uitleg nieuwe theorie 
  • Aan het werk 
  • Huiswerk 
timer
1:00

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik les
Welke 5 woordraadstrategieën ken je nog? 

Slide 2 - Tekstslide

Doel(en)
  • Aan het einde van de les kun je zinnen in zinsdelen verdelen. 
  • Aan het einde van de les kun je de persoonsvorm van een zin vinden.
  • Aan het einde van de les kun je het onderwerp van een zin vinden.
  • Aan het einde van de les kun je het werkwoordelijk gezegde van een zin vinden. 
  • Aan het einde van de les kun je het lijdend voorwerp van een zin vinden.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Op zijn verjaardag hebben we mijn opa een fles wijn gegeven.


Wat is de persoonsvorm?
A
hebben gegeven
B
hebben
C
gegeven
D
we

Slide 5 - Quizvraag

Op zijn verjaardag hebben we mijn opa een fles wijn gegeven.


Wat is het onderwerp?
A
zijn
B
hebben
C
we
D
mijn opa

Slide 6 - Quizvraag

Op zijn verjaardag hebben we mijn opa een fles wijn gegeven.


Wat is het lijdend voorwerp?
A
zijn verjaardag
B
opa
C
mijn opa
D
een fles wijn

Slide 7 - Quizvraag

Op zijn verjaardag hebben we mijn opa een fles wijn gegeven.


Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
hebben gegeven
B
hebben we gegeven
C
zijn
D
gegeven

Slide 8 - Quizvraag

Grammatica H1 (blz.28)
  • Noteel in je schrift: de titel van deze dia (onderdeel) 
  • Maak opdracht 1, 2 en 3. 
  • Ben je klaar? Dan ga je lezen. Dit moet ook gebeuren voor je taalportfolio. 
Aan het werk...

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk 
Volgende keer....

Maandag 7 oktober 2019,1e uur

S.O. Woordenschat H1 (blz. 24)
  • leer de groene theorie 
  • leer de woordenlijst

Slide 10 - Tekstslide

Hoe vind je een bepaald zinsdeel?
zin in een andere tijd zetten
wie/wat + gez + ond
wie/wat + gez
aan/voor wie?
gezegde
lijdend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp

Slide 11 - Sleepvraag