Herhalen werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Welkom 2E! 

Ga lekker zitten volgens de plattegrond en leg het volgende vast op tafel:

• schrift en etui
• leesboek

Welkom 2F! 

Ga lekker zitten volgens de plattegrond en leg het volgende vast op tafel:

• schrift en etui
• leesboek

Pak je leesboek en ga lekker lezen!

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen

- Lezen hoofdstuk 1

Vandaag...

• Leerstof TW4
• Hoe leren voor de toets?
• Herhalen Spelling P1 t/m P6

Leerdoelen:

- ik weet wat de toetsstof is;

- ik weet welke paragrafen van spelling ik al begrijp;

- ik weet welke paragrafen van spelling ik nog lastig vind.

Toetsweek 3

C7 - Spelling

P1: Herhaling leerjaar 1hv

P2: Leestekens

P3: Leenwoorden
P4: Koppelteken en weglatingsstreepje 

P5: Tussenletters in samenstellingen

P6: Aan elkaar of los?

Toetsweek 3

C7 - Werkwoordspelling 

P9: Herhaling leerjaar 1hv

P10: Engelse werkwoorden

P11: Persoonsvorm in een samengestelde zin
P12: Gebiedende wijs

P14: Homofone werkwoordsvormen

Ik doe 

Ik doe mee met de herhaling!

Ik ga zelf leren/oefenen!

Optie 1

Optie 2

• Herhalen theorie werkwoordspelling
• Korte oefenopdrachten
• Ruimte voor vragen

• Samenvatting maken van de stof
• Oefenen via NN Online
• In stilte!

P9 - Herhaling leerjaar 1hv

Persoonsvorm         > T.T.

                                       

                                        > V.T.

Geen persoonsvorm   >    voltooid deelwoord ('t Kofschip)

                                           >    onvoltooid deelwoord ( hele ww + d)

1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm

2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t

3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord

Sterke werkwoorden: veranderen van klank 

Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)

P10 - Engelse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Het Nederlands heeft veel werkwoorden uit het Engels overgenomen. We vervoegen deze leenwoorden net als Nederlandse werkwoorden.

Engelse werkwoorden

Zo spel je Engelse werkwoorden:

• ik-vorm tt: -en van het werkwoord afhalen: speechen, rugbyen. Maar: timen - time, liken - like
• eindigt in het Engels op dubbele medeklinker, schrijf je enkele medeklinker: flossen - flos                               Maar: paintballen - paintball
• Engelse werkwoorden zijn in het Nederlands zwakke werkwoorden, dus in verleden tijd en bij voltooid deelwoord: 't (e) x - f (o) k s ch (aa) p.

Noteer de juiste spelling van het werkwoord 'chatten'.
pvtt - Ik ....
pvtt - Hij ...
pvvt - Hij ...
vd - Hij heeft ...

Noteer de juiste spelling van het werkwoord 'racen'.
pvtt - Ik ....
pvtt - Hij ...
pvvt - Wij ...
vd - Wij hebben...

Noteer de juiste spelling van het werkwoord 'zoomen'.
pvtt - Ik ....
pvtt - Hij ...
pvvt - Hij ...
vd - Hij heeft ...

P11: Persoonsvorm in een samengestelde zin

Persoonsvorm in samengestelde zinnen

• Verander de gehele zin van tijd
• De werkwoorden die veranderen > persoonsvorm(en).
  
• Overige werkwoorden zijn: vd, od, inf

In het verleden hebben (hadden) robots vooral klusjes uitgevoerd in en om ons huis, maar het lijkt (leek) erop dat op den duur zelfs onze auto’s robots zullen (zouden) zijn.

                                       T.T.

                                       

Persoonsvorm

                                          V.T.

                                                            > voltooid deelwoord ('t Kofschip)

                                                            > onvoltooid deelwoord (hele ww + d)

 Geen persoonsvorm                   > gebiedende wijs (ik-vorm)

                                                            > bijvoeglijk naamwoord (zo kort mogelijk)

                                                            > infinitief (hele werkwoord na 'te' of 'aan het')

                                           > bijvoeglijk naamwoord (zo kort mogelijk)

 1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm

2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t

3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord

Sterke werkwoorden: veranderen van klank 

Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)

Geef van elke zin aan of deze enkelvoudig of samengesteld is.

Tijdens het kamperen moet de afwas met de hand gedaan worden.

1. enkelvoudig
2. samengesteld

Geef van elke zin aan of deze enkelvoudig of samengesteld is.

Als het ’s ochtends mistig is, moet je voorzichtig fietsen.

1. enkelvoudig
2. samengesteld

Geef van elke zin aan of deze enkelvoudig of samengesteld is.

Veel mensen drinken tegenwoordig graag gemberthee met sinaasappel of citroen.

1. enkelvoudig
2. samengesteld

Noteer van elke zin de juiste spelling van de werkwoorden. Kies indien mogelijk de tegenwoordige tijd.

Die vrouw heeft zich over de rug van haar medewerkers … (verrijken) en … (worden) daarvoor door de rechter … (veroordelen).

Noteer van elke zin de juiste spelling van de werkwoorden. Kies indien mogelijk de tegenwoordige tijd.

Mijn moeder … (wandelen) bijna elke dag naar het pakketpunt, omdat ze weer iets heeft … (bestellen).

Noteer van elke zin de juiste spelling van de werkwoorden. Kies indien mogelijk de tegenwoordige tijd.

Die schrijver … (betichten) zijn collega vorig jaar al van plagiaat, toen niemand anders nog iets ... (vermoeden).

P12: Gebiedende wijs

Gebiedende wijs

Hang je jas op de kapstok! (bevel)

• De gebiedende wijs wordt gebruikt om een bevel, een advies, een instructie of een waarschuwing te geven.
• Het onderwerp ontbreekt in deze zin.
• Je schrijft de gebiedende wijs al ik-vorm pvtt. 

Noteer van elke zin de juiste vorm van de werkwoorden.

(Houden) je erbuiten, Cock!

1. Houd
2. Houdt

Noteer van elke zin de juiste vorm van de werkwoorden.

(Wuiven) oma maar gedag, kinderen!

1. Wuif
2. Wuiv
3. Wuift
4. Wuivt

Noteer van elke zin de juiste vorm van de werkwoorden.

(Bereiden) je maar voor op een lastige toets!

1. Bereid
2. Bereidt

P14: Homofone werkwoordsvormen

                                       T.T.

                                       

Persoonsvorm

                                          V.T.

                                                            > voltooid deelwoord ('t Kofschip)

                                                            > onvoltooid deelwoord (hele ww + d)

 Geen persoonsvorm                   > gebiedende wijs (ik-vorm)

                                                            > bijvoeglijk naamwoord (zo kort mogelijk)

                                                            > infinitief (hele werkwoord na 'te' of 'aan het')

                                           > bijvoeglijk naamwoord (zo kort mogelijk)

 1. Ik of jij/je erachter = ik-vorm

2. ev: jij/hij/zij/het = ik-vorm + t

3. mv: wij/jullie/zij = hele werkwoord

Sterke werkwoorden: veranderen van klank 

Zwakke werkwoorden: ik-vorm + te(n)/de(n)

Kies in elke zin het juist gespelde (werk)woord. In sommige zinnen staan meerdere werkwoorden.

Wij [verwachten / verwachtten] dat hij vandaag nog wel van gedachten [verandert / veranderd].

1. verwachten
2. verwachtten

Kies in elke zin het juist gespelde (werk)woord. In sommige zinnen staan meerdere werkwoorden.

Wij [verwachten / verwachtten] dat hij vandaag nog wel van gedachten [verandert / veranderd].

1. verandert
2. veranderd

Kies in elke zin het juist gespelde (werk)woord. In sommige zinnen staan meerdere werkwoorden.

Vanwege de dichte mist kon het vliegtuig niet op Eindhoven Airport [landen / landden].

1. landen
2. landden

Kies in elke zin het juist gespelde (werk)woord. In sommige zinnen staan meerdere werkwoorden.

[Vind / Vindt] je het ook niet jammer dat wij geen Thanksgiving vieren?

1. Vind
2. Vindt

Kies in elke zin het juist gespelde (werk)woord. In sommige zinnen staan meerdere werkwoorden.

Shula [bestelt / besteld] nieuwe schoenen, maar als ze [bezorgt / bezorgd] worden, [beantwoorden / beantwoordden] ze niet aan haar verwachtingen.

1. bestelt
2. besteld

Kies in elke zin het juist gespelde (werk)woord. In sommige zinnen staan meerdere werkwoorden.

Shula [bestelt / besteld] nieuwe schoenen, maar als ze [bezorgt / bezorgd] worden, [beantwoorden / beantwoordden] ze niet aan haar verwachtingen.

1. bezorgt
2. bezorgd

Kies in elke zin het juist gespelde (werk)woord. In sommige zinnen staan meerdere werkwoorden.

Shula [bestelt / besteld] nieuwe schoenen, maar als ze [bezorgd / bezorgt] worden, [beantwoorden / beantwoordden] ze niet aan haar verwachtingen.

1. beantwoorden
2. beantwoordden

Aan de slag!

Werk zelfstandig. Kies uit:

• maak een samenvatting van de theorie
  
• maak de opdrachten bij elke paragraaf via NN Online.
• oefen met de mixopdrachten (P8 en P15).