Herhaling H4 en H5

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Herhaling H4 en H5

Voorzetselvoorwerp

Bijwoordelijke bepaling

Bijwoord

Onbepaald voornaamwoord

Ontleden en woordsoorten

Onderwerp

Gezegde

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Bijwoordelijke bepaling

Voorzetselvoorwerp

Hij

rekende

bij dit proefwerk

niet

op een voldoende

voorzetselvoorwerp

Een zinsdeel dat begint met een voorzetsel wat hoort bij het werkwoord noem je een voorzetselvoorwerp. Het werkwoord heeft het voorzetsel nodig. 

Het voorzetsel is figuurlijk gebruikt.

Ik ben bang voor spinnen.

'bang zijn voor' is een vaste combinatie

'voor' is figuurlijk gebruikt (je bent niet 'voor' spinnen bang aan het zijn)

voor spinnen = voorzetselvoorwerp (voorzetsel + het 'voorwerp')

Maak twee zinnen met een voorzetselvoorwerp

Op 4 mei staan we om acht uur twee minuten stil bij alle oorlogsslachtoffers.
Wat is hier het voorzetselvoorwerp?

1. Op 4 mei
2. om acht uur
3. bij alle oorlogsslachtoffers
4. twee minuten

Ik weet wat een voorzetselvoorwerp is en kan deze herkennen in een zin

Jazeker

Een beetje, maar nog wel lastig

Ik snap het nog niet

Hoe benoem je de zinsdelen die net over zijn gebleven?
(om acht uur, twee minuten, op 4 mei)

Bijwoordelijke bepaling

Je kan dus een aantal vragen stellen:

1. Waar?= bijwoordelijke bepaling (van plaats)
   
2. Wanneer?= bijwoordelijke bepaling (van tijd)
   
3. Hoe? = bijwoordelijke bepaling (van hoedanigheid/wijze)
4. Waarom/waardoor? = bijwoordelijke bepaling (van oorzaak)

Maar ook een ontkenning zoals NIET...

Schrijf een zin op met minimaal twee bijwoordelijke bepalingen.

Ik weet wat een bijwoordelijke bepaling is en kan deze herkennen in een zin

Zeker

Een beetje

Geen idee

Staat er een bijwoord in onderstaande zin? Zo ja, welke?
Gisteren las ik een artikel over jongeren en bijbaantjes.

Bijwoord

1. Geeft extra info over een ander woord in de zin (behalve een zn), zoals: een werkwoord, een ander bijwoord of een een bijvoeg. nw

2. Kan een tijd, plaats of reden aangeven (staat zelfstandig)

3. Kan een mening / hoedanigheid aangeven

4. Een aantal vraagwoorden is ook een bijwoord (waar, wanneer, hoe)

5. De woordjes wel/niet zijn bijwoord

6. Alles wat overblijft in een zin

Bestaat een bijwoordelijke bepaling uit 1 woord? Dan is het een bijwoord.

Benoem de bijwoorden:
Gijs en Raisa luisterden gisteren heel goed naar de docent.

Ik weet wat een bijwoord is en kan deze herkennen en benoemen in een zin.

Zeker

Een beetje

Geen idee

Ontleed de zin:
Zij rekende gisteren in de stad met haar moeder snel op een tweede wonder.

Benoem de woordsoorten:

Zij rekende gisteren in de stad met haar moeder snel op een tweede wonder.

Maak een zin met een onbepaald voornaamwoord.

onbepaald voornaamwoord

Onbepaalde voornaamwoorden zijn onder andere: iets, niets, iemand, niemand, alles, men, wat elk, ieder(een).  Ook 'het' kan soms een onbepaald voornaamwoord zijn (als het niet iets specifieks aangeeft: Het regent al heel de week)

 

Een onbepaald voornaamwoord verwijst naar iets vaags. Dat kunnen personen of dingen zijn. 

"Wat" als onbepaald voornaamwoord

Onbepaald voornaamwoord

Niemand vertelt mij iets!
Het onbepaald voornaamwoord is...

1. Niemand en mij
2. Mij en iets
3. iets
4. Niemand en iets

WAT kan een vragend voornaamwoord zijn en een onbepaald voornaamwoord.

1. Waar
2. Niet waar

Wat zijn voorbeelden van de onbepaalde voornaamwoorden?

1. deze, dit, die, dat
2. iets, niets, iemand, alles
3. die, dat, wat, wie
4. wie, wat, welke, wat voor (een)

Ik weet wat een onbepaald voornaamwoord is en kan deze herkennen en benoemen in een zin.

Zeker

Een beetje

Geen idee

Vervoeg de twee Engelse werkwoorden op de juiste manier:
Hij ....... (timen) en Jij ....... (stressen)

Max ..... (racen) Lewis eruit. (TT)
Max .... (racen) Lewis eruit (VT)

Hij ...... (appen) terwijl hij op de fiets zit

Het bleek dat zij haar eigen dood had ...... (faken)

Engelse werkwoorden

Engelse werkwoorden

Ik weet hoe ik Engelse woorden in het Nederlands moet vervoegen

Zeker

Een beetje

Geen idee

Maak een zin met een tegenwoordig deelwoord.

Wat is de juiste spelling van het voltooid deelwoord.
Hij heeft de brief .... (ondertekenen)

1. Ondertekend
2. Ondertekent
3. Geondertekend
4. Ondertekendt

Wat is geen voltooid deelwoord?

1. Gelopen
2. Verzorgd
3. Gewerkt
4. Worden

Voltooid deelwoord
Zij heeft het aan mij .... (beloven)

1. beloofd
2. belooft
3. beloven
4. gebeloofd

Een tegenwoordig deelwoord eindigt altijd op een...

1. -t
2. -dt
3. -d
4. ligt aan de zin

Ik weet hoe ik een voltooid deelwoord en een tegenwoordig deelwoord moet spellen.

Zeker

Een beetje

Geen idee

Trema of niet?

1. financien
2. financiën

Trema of niet?

1. gekopïeerd
2. gekopieerd

Trema?
tatoeage

1. Ja
2. Nee

Trema of niet?

1. geinstalleerd
2. geïnstalleerd

Trema of niet?

1. tweeentwintig
2. tweeëntwintig

Koppelteken
welk woord moet niet met een koppelteken

1. ex-voetballer
2. ijsco-man
3. tosti-ijzer
4. make-up

Koppelteken of geen koppelteken?

1. Ski-instructeur
2. Skiinstructeur

Koppelteken of geen koppelteken?

1. Astma-aanval
2. Astmaaanval

wat is een koppelteken?

1. is een leesteken dat wordt gebruikt als scheidingsteken tussen delen van een zin
2. is een leesteken dat onderdelen van samenstellingen met elkaar verbindt.
3. is een leesteken dat wordt gebruikt om nadruk te geven aan een woord of zin
4. Geen één antwoord is juist