Dinsdag 14 september

Wat gaan we doen vandaag?
* Terugblik vorige les
* Leerdoel(en) vandaag
* Introductie hoofdletters en leestekens
* Video 
* Zelfstandig werken
* Evaluatie leerdoel
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag?
* Terugblik vorige les
* Leerdoel(en) vandaag
* Introductie hoofdletters en leestekens
* Video 
* Zelfstandig werken
* Evaluatie leerdoel

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je geleerd over de betekenissen van onbekende woorden?

Slide 2 - Open vraag

Terug lezen
Verder lezen
Woordenboek gebruiken
Omschrijving zoeken
Tegenstelling zoeken
Bekend woorddeel zoeken
Synoniem zoeken
Voorbeeld zoeken
Manieren om een onbekend woorden te vinden in de tekst

Slide 3 - Sleepvraag

Wat schrijf je aan het begin van een zin?
Wat komt er op het einde van een zin?

Slide 4 - Open vraag

Leerdoelen vandaag
Je gebruikt de volgende leestekens: punt, vraagteken, uitroepteken, aanhalingstekens en afbreekstreepje.

Je schrijft hoofdletters bij eigennamen en directe rede.

Je herkent de begrippen trema en accent.

Slide 5 - Tekstslide

Leestekens
Schrijf je een gewone zin? Plaats dan een punt. 
Ik eet graag taart.

Waarschuw je of doe je een uitroep? Plaats dan een uitroepteken.
Kijk uit!
Wat een schattig katje!

Stel je een vraag? Plaats dan een vraagteken. 
Ga je mee naar de film?
Wil je nog iets drinken?

Slide 6 - Tekstslide

Aanhalingstekens
1. Als iemand iets zegt, vraagt of roept.

'Ik heb zo een gesprek met mijn coach', zegt Erwin.
'Wat is dat?', vraagt Kevin.
'Kijk daar!', roept Soumaya.

Je mag, als iemand iets zegt, vraagt of roept, zelf kiezen of je enkele of dubbele aanhalingstekens gebruikt. Enkele aanhalingstekens maken de tekst minder druk, dus tekstschrijvers kiezen vaker daarvoor. 
Kies je voor enkele aanhalingstekens? Blijf dan bij je keuze en gebruik dat dan overal. Dat geldt ook voor dubbele aanhalingstekens. 

Slide 7 - Tekstslide

Afbreekstreepje
In teksten worden aan het einde van een regel woorden vaak afgebroken. 

Als je schrijft op een computer, hoef je daar allemaal niet of te letten. De computer breekt de woorden vanzelf goed af, of de woorden beginnen vanzelf helemaal op de volgende regel. 

Maar hoe gaat dat dan als je met de hand op papier schrijft? Je bent bijna aan het eind van een regel, maar het woord dat je wilt schrijven gaat niet meer passen. Je kunt dan twee dingen doen:

Je begint het hele woord dat niet meer op de regel gaat passen op de volgende regel.
Je schrijf het begin van het woord op het eind van de regel, breekt het af met een streepje en gaat met de rest van dat woord verder op de volgende regel.
Tussen iedere lettergreep mag je een woord afbreken:
wa-fel
ou-der
wan-del-stok

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Zelfstandig aan de slag
Je gaat nu zelf oefenen met de verschillende opdrachten in de portal > Blok 3 > Trede 11

Je maakt van het kopje schrijven het onderdeel:
- begin en eind

Klaar? > werk aan je eigen doelen

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Slide 12 - Link

Hoofdletters
A
de middeleeuwen
B
de Middeleeuwen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een accent?
A
de andere vorm
B
de manier waarop iets gaat
C
de manier waarop woorden worden uitgesproken
D
niet doen wat er verwacht wordt

Slide 14 - Quizvraag

LEESTEKENS
- aan het eind van een zin
- aan het eind van een vraagzin
- aan het eind van een zin met extra nadruk
- tussen twee persoonsvormen / tussen delen van een opsomming / na een naam of uitroep aan het begin van een zin / vóór verbindingswoorden
PUNT
VRAAGTEKEN
UITROEPTEKEN
KOMMA

Slide 15 - Sleepvraag


Je schrijft een hoofdletter:
A
aan het begin van een zin
B
bij namen
C
bij de namen van dagen en maanden
D
bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid

Slide 16 - Quizvraag

Ik weet wanneer ik hoofdletters en leestekens moet gebruiken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Wat zou je graag willen bij de les van Nederlands?

Slide 18 - Open vraag