schrijfopdracht, woordenschat deel 2, naamwoorden, liedje

Op tafel: 
- laptop
- map
- pen
Numo of lezen in STILTE
Welkom mavo 2!
timer
10:00
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Op tafel: 
- laptop
- map
- pen
Numo of lezen in STILTE
Welkom mavo 2!
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe gaat het vandaag?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Regels les
- Als ik spreek, is het stil
- Steek je hand op als je iets wil vragen
- We luisteren naar elkaar
- We respecteren elkaars leerproces
! Actieve Werkhouding!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag - lesdoelen
- Numo of boek lezen (al gedaan)
- Je hebt geoefend met woordenschat
- Je hebt een stuk geschreven over een verzonnen verhaalpersonage
- Je hebt geoefend met naamwoorden
- Je hebt je kennis opgehaald van periode 1 (hoofdgedachte, onderwerp, tekstdoel)
- Liedje vertalen naar een Nederlands gedicht (tijd over)
---> exit-ticket

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stof periode 2
- Numo 5.5 uur
- Leesboek (zelf kiezen)
- Kern: hoofdstuk 2 helden en schurken/digitaal lezen/informatie zoeken/personages
Grammatica/Spelling: woordsoorten, voorzetsel en bijwoord, pers en bezit. vnmw, aanwijzend en betr. vnmw - Woordenschat

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat - Hoe weet je de betekenis van een moeilijk woord?

Slide 6 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat p. 46 opdr  4
- Hoe pak je dit aan?
-Juffrouw doet er een aantal voor
- Op FLUISTERTOON aan de slag
- Je kijkt zelf na
- Hoe ging het?
timer
8:00

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 4
a. oprecht
b. onoverwinnelijk
c. autoritair
d. durfal

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik weet nu alles van woordenschat
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt een stuk geschreven over een verzonnen verhaalpersonage

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat was ook alweer het verschil tussen een bijfiguur en een hoofdfiguur?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

KERN 2.5 schrijfopdracht
Lesdoel:
Je bedenkt een schurk als verhaalpersonage en schrijft een scène/verhaal van 500 woorden waarin de schurk botst met een held.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijfopdracht
  • Je kunt een schurk met overtuigende eigenschappen en motivaties bedenken.
  • Je schrijft een scène waarin de schurk botst met een held.
  • Je gebruikt spannende dialogen en beschrijvingen om de scène levendig te maken.
Je tekst voldoet aan de beoordelingscriteria.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat maakt een goede schurk?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat maakt een goede schurk?
Bijvoorbeeld: achtergrondverhaal, motivaties, zwaktes en unieke eigenschappen.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar moet je aan denken bij jouw schurk?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom doet jouw schurk wat hij/zij doet?

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat maakt deze schurk interessant?

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijfopdracht
- Je bedenkt een schurk als verhaalpersonage 
- Schrijfeen scène/verhaal van 500 woorden waarin de schurk botst met een held.
- Klaar? Kijk het verhaal van je buurman of buurvrouw na. Staat alles erin? 
- Overleg op FLUISTERTOON
- Graag bij mij inleveren
timer
8:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alle onderdelen zitten in mijn schrijfopdracht.
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt geoefend met naamwoorden

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Naamwoorden
Schrijf alles op wat je weet

Slide 23 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
  • Een persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw) duidt een persoon of ding aan: ze gaat naar de tandarts; hij; is nogal lui zij; zijn een dagje weg deze vulpen is van mij.
  • Een bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw) geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort: met haar moeder; jouw; nieuwe tas onze; vrienden dit is mijn vulpen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar ...
timer
0:30
A
bezit
B
iets
C
iemand
D
iets en iemand

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Ga je ook naar zijn feestje? 
timer
0:30
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Je hebt ons niets verteld.
  
timer
0:30
A
persoonlijk
B
bezittelijk

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Dat is onze dierenarts.
timer
0:30
A
Dat
B
is
C
onze
D
dierenarts

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aanwijzend voornaamwoord
Een aanwijzend voornaamwoord geeft precies aan wie of wat je bedoelt.

Die computer
Deze tafel
Dat boekje
Dit kopje

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het aanwijzend voornaamwoord
Het aanwijzend voornaamwoord wijst iets of iemand aan.

Een aanwijzend voornaamwoord kan in plaats van het  lidwoord staan. 
Het aanwijzend voornaamwoord  staat voor het zelfstandig naamwoord. (de leerling -> die leerling, deze leerling)



 

Bij een het-woord gebruik je altijd dat of dit.
Bij een de-woord gebruik je altijd die of deze.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
Zie je die jongen daar?
timer
0:30
A
Zie
B
je
C
die
D
daar

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar staat een aanwijzend voornaamwoord?
timer
0:30
A
Dat grapje
B
Haar schoenen
C
Wat eten wij?
D
Hoe gaat het?

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Betrekkelijk voornaamwoord
Het betrekkelijk voornaamwoord (bt vnw) verwijst terug naar een woord, woordgroep of een zin die vlak daarvoor is genoemd. 
die, dat en wat.

  1. ‘Die’ verwijst naar de-woorden.
  2. ‘Dat’ verwijst naar het-woorden.
  3. ‘Wat’ verwijst naar een hele zin en naar woorden als alles, iets en weinig.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De bal die daar ligt, is van mij.
Uitleg: ‘die’ verwijst naar ‘de bal’.
Het doelpunt dat gescoord werd, bleek de winnende treffer te zijn.
Uitleg: ‘dat’ verwijst naar ‘het doelpunt’.
Wij moesten vroeg naar huis, wat ik wel jammer vond.
Uitleg: ‘wat’ verwijst naar ‘wij moesten vroeg naar huis’.
Er is nog veel wat gedaan moet worden.
Uitleg: ‘wat’ verwijst naar ‘veel’.





Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het betrekkelijk voornaamwoord in de volgende zin:
De bal die daar ligt is van mij.
timer
0:30

Slide 35 - Open vraag

t/m hier
Wat is het betrekkelijk voornaamwoord in de volgende zin:
Er is nog veel wat gedaan moet worden.
timer
0:30

Slide 36 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Benoem het betrekkelijk voornaamwoord.
De hanglamp die ik vanmiddag weggooide, is best mooi. 

timer
0:30

Slide 37 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Benoem het betrekkelijk voornaamwoord.
Het aanbod dat ik vandaag kreeg, sloeg ik af. 

timer
0:30

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik begrijp naamwoorden nu
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Liedje vertalen naar een Nederlands gedicht
- We gaan luisteren naar een liedje in het Arabisch.
- Ik geef een zin uit het liedje in het Arabisch
- Je vertaalt het naar het Nederlands
- Je maakt de zin 'mooier' zodat het een versregel is
- Tijd over? We maken er een heel gedicht van!

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1 - Arabische tekst
مشوار طويل
إنسان بسيط مش عايز كثير أنا
فديتك عمري لو حبيتيني
كل فلوس الدنيا ما تكفيني
لو حبك ناقص

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1 - Letterlijke vertaling
Een simpele mens
Ik wil niet veel, ik
Zou mijn leven voor je geven als je van me houdt
Al het geld ter wereld is niet genoeg voor mij
Als jouw liefde tekortschiet

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1 - Nederlands gedicht
Mijn gedachten zijn eenvoudig 
Mijn hart wil niet veel
Hou van me zodat ik mijn leven aan je kan wijden
Alle rijkdom van de wereld kan mij niet verleiden
Zonder jouw liefde

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vandaag - lesdoelen
- Numo of boek lezen (al gedaan)
- Je hebt geoefend met woordenschat
- Je hebt een stuk geschreven over een verzonnen verhaalpersonage
- Je hebt geoefend met naamwoorden
- Je hebt je kennis opgehaald van periode 1 (hoofdgedachte, onderwerp, tekstdoel)
- Liedje vertalen naar een Nederlands gedicht (tijd over)

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je vandaag geleerd?

Slide 46 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Volgende keer
- Herhalen alle stof
- Dictee

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies