Les 51.1 - afronden H2


Afronden H2 + verslag
Lesplanning:
  1. Klassikale herhaling 
    - opgave rekenen
    - opgave redeneren
    - opgave grafieken
  2. Zelfstandig werken:
    - afronden H2
  3. Afsluiting
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les


Afronden H2 + verslag
Lesplanning:
  1. Klassikale herhaling 
    - opgave rekenen
    - opgave redeneren
    - opgave grafieken
  2. Zelfstandig werken:
    - afronden H2
  3. Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave rekenen:
Een atleet werpt een speer met een massa van 800 g. Hij gooit vanuit stilstand. Hij oefent een constante kracht uit over een afstand van 1,5 m. De kracht die de atleet levert, is gelijk aan 100 N.
Bereken met welke snelheid de atleet de speer wegwerpt.

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave rekenen
Een atleet werpt een speer met een massa van 800 g. Hij gooit vanuit stilstand. Hij oefent een constante kracht uit over een afstand van 1,5 m. De kracht die de atleet levert, is gelijk aan
100 N. 
Bereken met welke snelheid de atleet de speer wegwerpt.

Slide 3 - Tekstslide

a = Fnetto / m = 100 / 0,8 = 125 m/s^2
s = 1/2*a*t^2 —> t = 0,15 seconden
a = ∆v/∆t —> ∆v = a * t = 125 * 0,15 = 18,75 = 19 m/s

B. F 2x zo groot —> a 2x zo groot —> t wortel 2 x zo klein —> minder dan twee keer zo grote snelheid.


Opgave redeneren:
Leg uit of een twee keer zo grote kracht op de speer een twee keer zo grote, minder of meer dan twee keer zo grote snelheid oplevert.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave redeneren
Leg uit of een twee keer zo grote kracht een twee keer zo grote, minder of meer dan twee keer zo groter snelheid oplevert.

Slide 5 - Tekstslide

a = Fnetto / m = 100 / 0,8 = 125 m/s^2
s = 1/2*a*t^2 —> t = 0,15 seconden
a = ∆v/∆t —> ∆v = a * t = 125 * 0,15 = 18,75 = 19 m/s

B. F 2x zo groot —> a 2x zo groot —> t wortel 2 x zo klein —> minder dan twee keer zo grote snelheid.


Voor het bepalen van de
afstand die de space shot
in de eerste 3 seconden
aflegt maakt je gebruik
van ...
A
oppervlakte
B
raaklijn

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave grafieken
Bepaal de afstand
die de Space shot in
de eerste 3 s aflegt. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kan je bepalen of
de wrijvingskrachten
worden verwaarloosd?

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Opgave grafieken
Bepaal of de
wrijvingskrachten
worden
verwaarloosd.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
§2.7 opgave 82 t/m 85

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een object wordt op een schuine plank op zijn plek gehouden door de wrijving. De helling van de plank wordt steeds groter gemaakt totdat het voorwerp in beweging komt. Wat gebeurt er met het voorwerp?
A
Het voorwerp vertraagd.
B
Het voorwerp beweegt met een constante snelheid.
C
Het voorwerp versnelt.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een parachutist breikt tijdens een val waarbij de parachute nog niet is geopend een constante snelheid van 220 km/h (situatie 1). Na het openen van de parachute wordt de snelheid uiteindelijk 18 km/h (situatie 2).
Wat kun je zeggen over de luchtweerstand op de parachutist (+parachute) in beide situaties?
A
De luchtweerstand in situatie 2 is groter dan in situatie 1.
B
De luchtweerstand in situatie 2 is kleiner dan in situatie 1.
C
De luchtweerstand is in beide situaties even groot.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De luchtweerstand op een parachutist tijdens een val (waarbij de parachute nog niet is geopend) met constante snelheid is even groot als met geopende parachute met constante snelheid. Immers, de zwaartekracht verandert niet.
Hieruit kan geconcludeerd worden dat:
A
de luchtweerstand alleen afhankelijk is van het oppervlak.
B
de luchtweerstand alleen afhankelijk is van de snelheid.
C
de luchtweerstand niet afhankelijk is van de snelheid en ook niet van het oppervlak.
D
de luchtweerstand afhankelijk is van zowel de snelheid als het oppervlak.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De grafiek laat een x,t-diagram zien van twee treinen die op een parallel spoor rijden.
Wat is waar?
A
Op Tb hebben de treinen een gelijke snelheid.
B
Beide treinen versnellen de hele tijd.
C
Beide treinen hebben op een bepaalt tijdstip voor Tb dezelfde snelheid.
D
Ergens op de grafiek hebben beide treinen dezelfde versnelling.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee broers gaan een stukje rennen.
Ze starten op tijdstip nul vanaf
dezelfde plek.
Schat op welk tijdstip A, B inhaalt?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de topsnelheid
van A?
A
1,7 km/h
B
6,0 km/h
C
22 km/h
D
80 km/h

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bepaal de gemiddelde versnelling
van A tussen 0 en 30 seconden.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies