Herhaling kracht en beweging - les 6 - 4anat1


Herhaling kracht en beweging

Lesplanning:
  1. Opstart - vragenrondje
  2. Klassikale opgave
  3. Oefentoets maken
  4. Afsluiting - vragenrondje 
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Herhaling kracht en beweging

Lesplanning:
  1. Opstart - vragenrondje
  2. Klassikale opgave
  3. Oefentoets maken
  4. Afsluiting - vragenrondje 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rekenen met afstand, snelheid en versnelling
  1. Een vliegtuig landt met 80 m/s op de startbaan en remt in 20 s eenparig af tot stilstand. Bereken hoeveel meter het vliegtuig aflegt voordat het tot stilstand komt.
  2.  Een parachutespringer opent zijn parachute waardoor zijn snelheid 160 km/h afneemt. Zijn vertraging tijdens de sprong was gelijk aan 22 m/s2. Tijdens deze vertraging heeft de springer 50 m afgelegd. Bereken de snelheid op het moment dat de parachutespringer zijn parachute opende.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een vliegtuig landt met 80 m/s op de startbaan en remt in 20 s eenparig af tot stilstand. Bereken hoeveel meter het vliegtuig aflegt voordat het tot stilstand komt.

v_begin = 80 m/s       v_eind = 0 m/s
a = constant
v_gem = 40 m/s          Δv = 80 m/s
t = 20 s
s = ?


  • s = v_gem * t 
  • s = 40 * 20 = 800 m

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een parachutespringer opent zijn parachute waardoor zijn snelheid
160 km/h afneemt. Zijn vertraging tijdens de sprong was gelijk aan 22 m/s². Tijdens deze vertraging heeft de springer 50 m afgelegd. Bereken de snelheid op het moment dat de parachutespringer zijn parachute opende.

Δv = 160 km/h = 44,44 m/s
a = 22 m/s² 
s = 50 m
v_begin = ?
  • a = Δv / Δt
    22 = 44,44 / Δt
    t = 44,44 / 22= 2,02 s

  • s = v_gem * t 
    50 = v_gem * 2,02
    v_gem = 50 / 2,02 = 24,75 m/s

  • v_begin = 24,75 + 22,22 = 47 m/s

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen/wensen

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Lege slide om de vragen te beantwoorden op het bord.
Oefenopgave 
Een auto met een massa van 2200 kg wordt weggetakeld met behulp van een kabel. De kabel zit onder een hoek van 23 graden met de horizontaal aan de auto vast. De spankracht in de kabel is 450 N. De wrijvingscoëfficiënt van het contactoppervlak tussen de banden van de auto en de weg is 0,007.
Bereken de snelheid van de auto na 5,0 s.
Verwaarloos de wrijving. De auto versnelt dus de gehele beweging. 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


m = 2200 kg 
α = 23 graden 
F_span =  450 N
f = 0,007
t = 5,0 s 
v_begin = 0 m/s 
v_eind = ?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiden toets
Zelfstandig voorbereiden op de toets.
- Oefentoets 
- Afsluitende opgaven H2 en H4 
- SO andere versie maken 

10 minuten voor het einde van de les afsluiting/ vragenrondje

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave rekenen
Een atleet werpt een speer met een massa van 800 g. Hij gooit vanuit stilstand. Hij oefent een constante kracht uit over een afstand van 1,5 m. De kracht die de atleet levert, is gelijk aan 100 N. 

A.   Bereken met welke snelheid de atleet de speer wegwerpt.

B.   Leg uit of een twee keer zo grote kracht een twee keer zo grote, minder of
       meer dan twee keer zo groter snelheid oplevert.

Slide 10 - Tekstslide

a = Fnetto / m = 100 / 0,8 = 125 m/s^2
s = 1/2*a*t^2 —> t = 0,15 seconden
a = ∆v/∆t —> ∆v = a * t = 125 * 0,15 = 18,75 = 19 m/s

B. F 2x zo groot —> a 2x zo groot —> t wortel 2 x zo klein —> minder dan twee keer zo grote snelheid.


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies