hst 6 paragraaf 2 "eigenschappen van zuren"

Hst 6.2 "eigenschappen van zuren"
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hst 6.2 "eigenschappen van zuren"

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Welke pH hebben zuren?
A
0-7
B
7
C
7-14

Slide 3 - Quizvraag

Deze kennen!

Slide 4 - Tekstslide

Zuren zijn
A
metalen
B
moleculaire stoffen
C
zouten

Slide 5 - Quizvraag

Een zuur is een stof die H+ionen kan afstaan

Slide 6 - Tekstslide

zure oplossing
we bekijken een animatie van het oplossen van een zuur in water: 
wat gebeurt er met het zuur?
welke deeltjes ontstaan?

Slide 7 - Tekstslide

Reactieschema zuren
Bij oplossen:
zuurmolecuul --> waterstof-ion(en) + zuurrest-ion

Deze oplosvergelijking moet je kunnen geven voor:
Zoutzuur, salpeterzuur, zwavelzuur, azijnzuur 
(blz 142 tm 144)


Slide 8 - Tekstslide

Zure oplossingen ('verdund' zuur)

Slide 9 - Tekstslide

demonstratieproef
Wat gebeurt er met de pH bij verdunnen?

Hoe hoog kan de pH van een zure oplossing worden als je steeds maar doorgaat met verdunnen?

Slide 10 - Tekstslide

Noteer: bij verdunnen gaat de pH (maximaal) naar 7

Slide 11 - Tekstslide

Par. 6.3
De eigenschappen van basen

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen (herhaling)
Ik weet nog wat het verschil is tussen een zuur en base.
Ik weet hoe ik kan bepalen wat de zuurgraad is van bepaalde stoffen.
Ik weet wat de eigenschappen zijn van zuren, de formules en de toepassingen. 

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
Je weet wat basen zijn en je kunt een aantal voorbeelden noemen.
Je weet wat het kenmerk is van een base en kent een aantal toepassingen.

Slide 14 - Tekstslide

Voor zuren geldt
A
pH = 7
B
pH < 7
C
pH > 7
D
pH = 0

Slide 15 - Quizvraag

Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik...
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het deeltje in een zuur?
A
H+
B
OH-
C
SO4 2-
D
NO3 1-

Slide 17 - Quizvraag


Een zuur is een bijtende stof.

Welke pictogram moet er op het etiket van een zuur staan?
A
pictogram A
B
pictogram B
C
pictogram C
D
pictogram D

Slide 18 - Quizvraag

Zuren zijn
A
metalen
B
moleculaire stoffen
C
zouten

Slide 19 - Quizvraag

Een zuur kan...
A
een elektron opnamen
B
een elektron afstaan
C
een H+ opnemen
D
een H+ afstaan

Slide 20 - Quizvraag

Wat is het tegenovergestelde van zuur?
A
zoet
B
zout
C
basisch
D
pittig

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een base?

Slide 22 - Tekstslide

Basen
Een zuur staat een H+-ion af

Een base neemt een H+-ion op
Een base heeft een pH > 7

Slide 23 - Tekstslide

Eigenschappen van basen
  • Kunnen een H+ opnemen
  • Hebben een hogere pH dan 7
  • Oplossingen geleiden elektrische stroom (dus gesplitst in ionen)
  • Worden gebruikt om vetten te verwijderen
  • Reageren met zuren (= kunnen een H+ opnemen..)
  • Smaken zeep-achtig; sommige basen zijn heel schadelijk voor je (corrosief en irriterend)


Slide 24 - Tekstslide

Bekende basen (Binas 42)
  • Natronloog
  • Kaliloog
  • Kalkwater
  • Ammonia

Slide 25 - Tekstslide

BASEN

Slide 26 - Tekstslide

Basen zijn meestal
A
metalen
B
moleculaire stoffen
C
zouten

Slide 27 - Quizvraag

Welke kleur wordt lakmoes wanneer je er een base aan toevoegt.
A
rood
B
verkleurt niet
C
blauw

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de naam van de volgende base?

CaOH
A
Calciumcarbonaat
B
Natriumhydroxide
C
Kaliumoxide
D
Calciumhydroxide

Slide 29 - Quizvraag

Welk van de volgende stoffen is een base.
A
C6H12O6
B
H2SO4
C
CO2
D
HCl

Slide 30 - Quizvraag

Basen vormen in water steeds :
A
H3O+ ionen
B
OH- ionen
C
H2O ionen
D
H+ ionen

Slide 31 - Quizvraag

Een base reageert met een zuur door...
A
OH- te worden
B
OH- op te nemen
C
H2O te worden
D
H+ op te nemen

Slide 32 - Quizvraag

Ga verder aan de slag
Werk verder aan par. 6.3

Slide 33 - Tekstslide