3-10-2023

SERVUS WIEN!
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

SERVUS WIEN!

Slide 1 - Tekstslide

der Unterrichtsplan
Einleitung Kapitel 4 Wien
Rückblick: der 3. Fall
Kapitel 4 Aufg. 9, 10 en 12 (11)  korrigieren
Lektion 2 Aufg. 1,2, 3, 5 machen
Grammatik B
Du oder Sie?
Aufg. 8






Slide 2 - Tekstslide

die Lernziele
- Je kunt in een zin de derde naamval bepalen.

- je kunt de ch, chs en ig juist uitspreken

- je weet wanneer je moet duzen en Siezen

Slide 3 - Tekstslide

Lektion 1 Aufg. 9, 10 und 12  korrigieren. 







Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Tipp! Aussprache: Hoe je de ch uitspreekt, hangt van de klank af die voor die ch staat.
Na a, o, u of au (denk aan AUTO) klinkt de ch hard (= ach-Laut): lachen




Na alle andere klinkers spreek je de ch zacht uit (= ich-Laut): mich, leicht
De combinatie chs spreek je uit als ks.
Beispiele: Fuchs, Dachs, Wechsel, sechs


In de lettergreep –ig wordt de g aan het einde van een woord vaak uitgesproken
als een Nederlandse ch (bijvoorbeeld in het Nederlandse woord 'noch').
Beispiele: König, einig, ruhig, mutig


Slide 6 - Tekstslide

[ich]
[ach]
Op welke plek zit je tong bij het uitspreken van ich en ach?

Slide 7 - Tekstslide




Aufgabe 2 

Slide 8 - Tekstslide

duzen of Siezen?

Slide 9 - Tekstslide

Was ist das?

duzen

Siezen

Slide 10 - Tekstslide

Duzen

= tutoyeren
(Herkenbaar vanuit het Frans?)

= jij (Du) zeggen


* ouders, andere familieleden

* kinderen tot ongeveer 16 jaar

* vrienden, goede kennissen

Slide 11 - Tekstslide

Siezen

= vousvoyeren
(Herkenbaar vanuit het Frans?)

= u (Sie) zeggen

* iedereen boven de 16 jaar

* de personen die niet onder 'duzen' vallen.

* personen die in een organisatie boven je staan

Slide 12 - Tekstslide

Wat zeg je tegen je oma?
A
du
B
Sie

Slide 13 - Quizvraag

Wat zeg je tegen je leraar?
A
du
B
Sie

Slide 14 - Quizvraag

Wat zeg je tegen een klant .
A
du
B
Sie

Slide 15 - Quizvraag



                                                             

                               Hausaufgaben:  Lektion 2 Aufg. 1,2, 3, 5                                 machen  Grammatik B Du oder Sie?

                               Aufg. 8


                               Leren Lernbox Lektion 2 DU --> NL

                               Leren Grammatica B blz. 20


Slide 16 - Tekstslide