Werkwoorden

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 8

Werkwoorden

Hoe zat het ook alweer?

Gisteren .... (haasten) ik me naar de schoolbus.(v.t.)

1. haasten
2. haastte
3. haaste
4. haastde

Het was vorig jaar zo koud dat het .... (vriesen) (v.t.)

1. vriesde
2. vrieste
3. vroor
4. vroorde

Ik ... (herinneren) pas gisteren dat ik mijn huiswerk was vergeten. (v.t.)

1. herinnerde
2. herinner
3. herinnerte
4. herinnerd

Wij ... (fietsen) langs een hele lang rivier. (v.t.)

1. fietsten
2. fietstten
3. fietsen
4. fietste

Hoe vervoeg je woorden als...

• beleven
• verbazen
• boffen
• missen

Haal -en van het hele werkwoord

Gebruik het fokschaap!

beleven    >    belev    >    +de(n)

verbazen >    verbaz >    +de(n)

boffen      >     boff      >    +te(n)

missen     >     miss    >    +te(n)

Toen ... (geloven) ik er niet veel van. (v.t.)

1. Geloofde
2. Geloofte

De hond ... (blaffen) naar de deur. (v.t.)

1. Blafde
2. Blafte

Mijn vader ... (niezen) hard. (v.t.)

1. Niesde
2. Nieste

De jongen ... (blazen) een bel. (v.t.)

Maken opdrachten:

Werkwoorden en grammatica 12

• D: blz 18-19 & 22-23
  
• E: blz 18-19 & 22-23
  
• F: blz 156 & 158