Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Modal verbs: can, have to and must
Reading
10 minutes
1 / 23
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
In deze les zitten
23 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Reading
10 minutes
Slide 1 - Tekstslide
Write a short review of your book.
Slide 2 - Open vraag
Lesson goals
Today you will learn...
- What modal verbs are;
- When to use can, have to and must;
Slide 3 - Tekstslide
Vertaal:
Je moet meer water drinken.
Slide 4 - Open vraag
What is something you MUST (= moeten) do at home?
Full sentence (5+ words)
Slide 5 - Open vraag
Modal verbs
Modal verbs (modale werkwoorden) zijn hulpwerkwoorden die je
extra betekenis geven over het hoofdwerkwoord
in de zin.
De modal verbs zijn:
Can
, could, may, should,
must
,
have to
, might & may.
Slide 6 - Tekstslide
Geef de juiste vertaling
Ik spreek vijf talen.
A
I can speak five languages.
B
I'm speaking languages five.
C
I speak can five languages.
D
I'm speaking five languages at the moment.
Slide 7 - Quizvraag
How to use: can
We gebruiken 'can' wanneer we het hebben over regels die andere mensen ons hebben opgelegd. Je geeft aan of iets mogelijk is/toegelaten is.
+ I
can
sit on that chair.
- I
can't
move my arm, because it's broken.
?
Can
I invite some friends to stay?
Slide 8 - Tekstslide
Bedenkt een zin waarin je can of can't gebruikt.
Slide 9 - Open vraag
modal verb: have to
We gebruiken
have to
wanneer we
iets moeten
doen, dus wanneer het verplicht of nodig is.
We gebruiken
don't have to
wanneer iets
niet nodig/verplicht
is.
I
have to
wear glasses in order to read.
You
don't have
to go home straight after school.
Slide 10 - Tekstslide
Hoe zou je de volgende zin vertalen?
Moet ik meteen naar huis komen?
A
Have I come home straight away?
B
Does I have to come home straight away?
C
Do I have to come home straight away?
D
Does she have to come home straight away?
Slide 11 - Quizvraag
IMPORTANT
+
I/you/we/they
He/she/it
have to help
has
to help
-
I/you/we/they
He/she/it
don't have to.
doesn't
have to.
?
DO I/you/we/they
DOES
he/she/it
have to help?
has
to help?
Slide 12 - Tekstslide
PICK THE RIGHT ANSWER
A
I have to be at school on time.
B
I must be at school on time.
C
I can be at school on time.
D
I be at school on time.
Slide 13 - Quizvraag
modal verb: must
Must
heeft bijna dezelfde betekenis als have to, maar we gebruiken vaker have to.
LET OP: negatieve vorm van must = mustn't (iets wat je niet mag doen).
- You
mustn't
leave litter lying around.
Slide 14 - Tekstslide
What do you remember about today's lesson?
Slide 15 - Woordweb
Which modal verb have you heard?
Slide 16 - Open vraag
Which modal verb have you heard?
Slide 17 - Open vraag
Which modal verbs have you heard?
Slide 18 - Open vraag
Which modal verb have you heard?
Slide 19 - Open vraag
Which modal verb have you heard?
Slide 20 - Open vraag
Which modal verb have you heard?
Slide 21 - Open vraag
Which modal verbs have you heard?
Slide 22 - Open vraag
Which modal verb have you heard?
Slide 23 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
Modals
Juni 2022
- Les met
17 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Modal verbs: can, have to and must
November 2023
- Les met
23 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Modal verbs: can, have to and must
Juni 2022
- Les met
11 slides
Engels
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Recap Present Perfect vs Past Simple + Modals
Juni 2022
- Les met
29 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Modal verbs
April 2022
- Les met
18 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
Modal verbs
Februari 2021
- Les met
44 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
I Writing & Grammar
November 2023
- Les met
19 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Unit 6 - Modal verbs
Februari 2021
- Les met
15 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3