Hoe weet je in welke naamval een woord moet staan?
1 = Onderwerp = wie/wat + pv?
4 = Lijdend voorwerp = wie/wat + pv + ow?
blz. 22
Óf je gebruikt de HIJ/HEM-REGEL: Kun je het woord vervangen door HIJ, dan 1e nv. Kun je het vervangen door HEM, dan 4e nv.