Van een persoonlijkheidsstoornis is alleen sprake als er persoonlijkheidstrekken aanwezig zijn die:
-duidelijk afwijken van wat verwacht wordt binnen de cultuur waarin de zorgvrager leeft;
zichtbaar worden op minstens twee van de volgende gebieden:
- cognities (denken/waarnemen, uitleggen);
- affectiviteit (zelfgevoel, beleven van emoties, labiliteit);
- interpersoonlijk functioneren (aangaan en onderhouden van relaties);
- impulsbeheersing (kunnen uitstellen van behoeften, boos worden);
- buitengewoon star zijn en ondermijnend werken op verschillende levensterreinen en beperkingen veroorzaken in het functioneren;
- lijden veroorzaken voor de zorgvrager zelf en/of zijn omgeving.