Les 2 - Kernkwadranten - EF's - Vind je doel

Programma

  • Kernkwadranten 
  • Executieve functies
  • Presentatie Sean
  • Maak je eigen doelen/acties


1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
LOBMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Programma

  • Kernkwadranten 
  • Executieve functies
  • Presentatie Sean
  • Maak je eigen doelen/acties


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belbin 
(groepsrol)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

https://www.youtube.com/watch?v=wYasUYpDgdM

Link naar uitleg kernkwadranten.

Na het filmpje samen de kernkwadrant op de dia doornemen.
Vervolgens met een voorbeeld van een student uit de klas ( eventueel 2 voorbeelden)
Dan zelf aan de slag in tweetallen

Slide 5 - Tekstslide

Studenten aan het werk in twee of drietallen. Minimaal 2 kernkwadranten invullen, andere dan de vorige keer. 
In duo's 

Opdracht: Vul minimaal 2 kernkwadranten in. 
Help elkaar! 

Denk aan de uitslag van de Belbin-test van afgelopen maandag. Wat waren je sterke (of juist ontwikkel)kanten? Die kun je als vertrekpunt gebruiken. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

One Note
Sla (eventueel met hulp van je duo-partner) je kernkwadrant op in One-Note onder LOB > Belbin-test - Kernkwadranten - Executieve functies

Voeg je ook meteen de uitslag van je Belbin-test toe?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Zonder deze denkprocessen zou goed georganiseerd gedrag niet mogelijk zijn. Omdat EF een verzamelterm is voor verschillende processen is het lastig om ze met één woord uit te leggen. Zonder executieve functies bestaat er geen samenwerking tussen de verschillende vaardigheden, waardoor goed georganiseerd gedrag niet mogelijk is.

Slide 9 - Tekstslide

Hersenen ‘rijpen’
Na de geboorte gebeurd er nog veel. De hersenen gaan ‘rijpen’. Deze rijping bestaat uit 2 belangrijke processen.
De eerste is de vorming van een isolatielaagje rondom de zenuwcellen. Daardoor gaan je hersenen sneller werken.
Het tweede proces gaat om de zenuwcellen. Die zenuwcellen gaan groeien én ze worden groter en hun verbindingen langer. Vanaf de pubertijd wordt de ‘communicatie’ tussen de zenuwen beter en blijven de nuttige verbindingen over. De verbindingen die verdwijnen noemen ze ook wel ‘snoeien’. Als eerste wordt er gesnoeid in de verwerking van informatie van de zintuigen en motoriek, daarna de gebieden die emotionele informatie verwerken en daarna door de gebieden die executieve functies ondersteunen.
Prefontale cortex
Uit onderzoek komt dat vooral het voorste gedeelte van het brein belangrijk is voor het aansturen van gedrag.
Dit heet de frontale cortex en is ongeveer 1/3 van de totale oppervlakte van de buitenste laag van je hersenen. Een onderdeel hiervan is de prefontale cortex.
Langzame ontwikkeling van EF
Executieve functies worden dus geleidelijk aan functioneler. Deze ontwikkeling lijkt samen te gaan met de groei van de prefrontale cortex.

Slide 10 - Tekstslide

Bij volwassenen zijn de EF al uit ontwikkelt en gaat het er vooral om de verschillende EF te laten samenwerken.
Bij kinderen en jongeren zijn de EF nog vol op in ontwikkeling en dat doet iedereen in zijn of haar eigen tempo. Om uiteindelijk zelfstandig te kunnen functioneren ben je aangewezen op de EF.
Bijvoorbeeld om vooruit te kunnen denken, impulsen te beheersen (niet zomaar geld uitgeven omdat je dat nu per se nodig hebt, terwijl je het geld anders moet besteden), dingen te onthouden, etc.
Lange tijd werd gedacht dat het intelligentieniveau van een kind vooral het schoolsucces bepaalde, maar het wordt steeds duidelijker dat zelfsturing (en dus EF) nog belangrijker is.
Wanneer gebruik je ze?
Situaties waarbij je moet plannen of iets moet besluiten
Situaties waarbij je je gedrag moet bijsturen of fouten moet herstellen
Nieuwe vormen van gedrag of nieuwe opeenvolgingen van handelingen uitvoeren
Situaties waarbij ingeroest gedrag of gewoontes moeten worden doorbroken

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Je kunt deze functies beschouwen als een mengpaneel, waarbij verschillende schuifjes staan voor de verschillende functies. Bij iedereen zijn die weer anders afgesteld: zo is de ene beter in plannen dan de ander. En is de ander weer beter in aanpassen.
Ga met de groep de woorden langs. Wat denken ze dat het betekent? Op whiteboard, digibord, etc.
Inhibitie: het vermogen om impulsen (prikkels uit de omgeving of van binnenuit) te onderdrukken
Plannen en organiseren: het vermogen om vooruit te denken, een plan te maken, in te schatten hoe lang iets duurt, prioriteiten stellen, beslissingen nemen.
Flexibiliteit: je kunnen aanpassen als iets verandert (bijvoorbeeld als een afspraak niet door gaat), een probleem op een andere manier oplossen, schakelen tussen activiteiten.
Werkgeheugen: dit is de tijdelijke opslagcapaciteit van ons brein, waarin we taak gerelateerde informatie bewerken (zoals een rekensom maken).
Emotieregulatie: Het adequaat sturen van je emoties, zoals op een gepaste manier boosheid uiten.
Gedragsevaluatie: het gebruiken van feedback uit je omgeving (bijvoorbeeld gezichtsuitdrukking van een ander) om je eigen gedrag aan te passen, in de gaten hebben wat het effect is van jouw gedrag op dat van een ander.
In de test zijn deze gebieden nog weer onderverdeeld in 11 functies:
Respons-inhibitie: nadenken voordat je iets doet.
Werkgeheugen: dingen/taken kunnen onthouden.
Emotieregulatie: emoties onder controle houden en weten wanneer je welke kunt laten zien.
Volgehouden aandacht: concentratie tijdens een les of een activiteit.
Taakinitiatie: een taak uitvoeren.
Planning/prioritering: planning maken en weten wanneer je wat gaat uitvoeren.
Organisatie: dingen kunnen organiseren in je hoofd en werk.
Timemanagement: tijd inschatten, verdelen en deadlines halen.
Doelgericht gedrag: vanuit een doel gaan werken en doorzetten om dit te behalen.
Flexibiliteit: flexibel omgaan met veranderingen en tegenslag.
metacognitie: een stapje terug doen om jezelf en de situatie te overzien en te evalueren

Slide 13 - Tekstslide

De forms staat klaar in Teams om te maken voor jullie.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Telling:
hoge score >8 = zwakke EF
Lage score <8 = sterke EF
Geen last = 0 punten
Typisch mij = 3 punten
(vanzelfsprekend verdeling ertussen is oplopend naar 3)
Onderdeel 1  Reactie-inhibitie
Onderdeel 2 Werkgeheugen
Onderdeel 3 Zelfregulatie 
Onderdeel 4 Volgehouden aandacht
Onderdeel 5 Taakinitiatie
Onderdeel 6 Planning
Onderdeel 7 Organisatie
Onderdeel 8 Timemanagement
Onderdeel 9 Flexibiliteit
Onderdeel 10 Metacognitie
Onderdeel 11 Doelgericht doorzettingsvermogen

Maak het inzichtelijk! 
Leg je kern

Slide 16 - Tekstslide

Laat studenten op een A3 zelf zo'n soort overzicht maken met hun de uitslag van hun test. Laat ze creatief bezig met kleuren, plaatjes etc. 
VIND JOUW DOEL/ACTIE

Kijk nu eens naar de uitdagingen in je kernkwadranten!

Komen deze overeen met je zwakkere executieve functies?
OF
Hoe kunnen jouw zwakkere executieve functies jou belemmeren in het bereiken van je doelen? 

Slide 17 - Tekstslide

Voorbeelden van studenten vragen. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In groepjes
Ga naar One-note

Schrijf hier je aangepaste of nieuwe doelen onder Focus

Bespreek jullie doelen met elkaar. Misschien kun je elkaar helpen bij de formulering of misschien zelfs de uitvoering. 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies