In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Onder het irrigeren van een stoma wordt het spoelen van de darm verstaan.
A
Na het spoelen van de darm is de zorgvrager ongeveer 24 uur vrij van ontlasting.
B
Het spoelen van de darmen duurt ongeveer een uur.
C
Bij het spoelen van de darmen wordt twee keer een halve liter water in de darmen gebracht.
D
Alleen zorgvragers met een ileostoma kunnen hun darmen spoelen.
Slide 2 - Quizvraag
Na het spoelen van de darmen kan de stoma worden afgesloten met een stomaplug.
A
De stomaplug is een soort opvangsysteem.
B
Alleen zorgvragers met een eindstandige colostoma kunnen een stomaplug gebruiken.
C
De zorgvrager kan alleen een stomaplug gebruiken als de ontlasting veel vocht bevat.
Slide 3 - Quizvraag
Als een katheter via een natuurlijke opening wordt ingebracht, dan is dit een suprapubische katheter.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Slide 5 - Tekstslide
Een eenmalige katheter wordt één keer ingebracht en blijft vervolgens zitten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Een katheter met een recht uiteinde heet een Nelaton-katheter.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Het voordeel van een siliconenkatheter is dat zich op het gladde materiaal minder snel bacteriën hechten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
In een verblijfskatheter zit een klein ballonnetje dat met vloeistof wordt gevuld om ervoor te zorgen dat de katheter op zijn plek blijft.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Moet een zorgvrager bij een intieme handeling, zoals het inbrengen van een katheter, zelf kunnen bepalen wie de katheter inbrengt, bijvoorbeeld een man of vrouw? Motiveer je antwoord.
Slide 11 - Open vraag
In de theorie staan observatiepunten bij de verzorging van een verblijfskatheter. Je moet er bijvoorbeeld op letten of een zorgvrager geen blaasontsteking heeft.
A
geur van de urine
B
hoeveelheid urine die per 24 uur wordt geproduceerd
C
kleur en helderheid van de urine
D
stoffen in de urine die er niet horen, zoals slierten, vlokken of bloed
Slide 12 - Quizvraag
Vier soorten lichaamsvocht waarvan jij een monster mag nemen voor klinisch-chemisch onderzoek zijn:
A
Urine, sputum, bloed, en transpirant
B
Urine, sputum, bloed, en feces
Slide 13 - Quizvraag
Als je een niet-steriel monster moet opvangen, hoef je als verzorgende geen hygiënische maatregelen te nemen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quizvraag
Je controleert altijd of een arts het laboratoriumformulier heeft ondertekend.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Je mag als verzorgende bloed afnemen door het aanprikken van een ader.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Met een bacteriologisch onderzoek worden micro-organismen opgespoord die een ziekte veroorzaken.