In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Wat zijn lidwoorden?
A
de, het, een
B
de, een, voor
C
het, nu, daar
D
een, achter, voor
Slide 1 - Quizvraag
Een zelfstandig naamwoord is....
A
een woord voor een mens, dier of ding
B
het zegt iets over een mens, dier of ding
Slide 2 - Quizvraag
Noem een voorbeeld van een zelfstandig naamwoord
Slide 3 - Open vraag
Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
De, het, een
B
Een mens, dier of ding.
C
Zegt iets over het zelfstandig naamwoord
D
Geeft de plaats aan. Bijvoorbeeld achter, voor, op.
Slide 4 - Quizvraag
wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 5 - Quizvraag
Noem een bijvoegelijk naamwoord
Slide 6 - Open vraag
Wat is een voorzetsel?
A
de
B
lange
C
waar
D
over
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn voorzetsels?
A
mooie, lieve, rare
B
lamp, fiets, plant
C
op, achter, naast
D
de, het, een
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een werkwoord?
Slide 9 - Open vraag
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
De
dj
draait
op
het
festival
Slide 10 - Sleepvraag
Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken