Week 9 3GT3

Planning:
* Herhaling literaire begrippen - wat weten we nog?
* Nieuwe theorie: ontwikkeling van de hoofdpersoon (4 fases)
* Laatste 3 begrippen: 
Plot (verhaallijn) - Thema (onderwerp) - Motieven & Symboliek


1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Planning:
* Herhaling literaire begrippen - wat weten we nog?
* Nieuwe theorie: ontwikkeling van de hoofdpersoon (4 fases)
* Laatste 3 begrippen: 
Plot (verhaallijn) - Thema (onderwerp) - Motieven & Symboliek


Slide 1 - Tekstslide

Herhaling / wat weten we al? 
Herhaling /
 wat weten we al? 

Slide 2 - Tekstslide


Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 3 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 4 - Quizvraag



Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 5 - Quizvraag




Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 6 - Quizvraag

Het doel van fictie is:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 7 - Quizvraag

Karakterisering 
Vlak karakter 
Rond karakter 
Alle uiterlijke en innerlijke kenmerken van een personage
We leren veel van het personage kennen. Het personage maakt een ontwikkeling door in het verhaal.
Van dit personage leren we niet zoveel kennen. Er is geen karakterontwikkeling tijdens het verhaal.

Slide 8 - Sleepvraag


Dit personage maakt een karakterontwikkeling door
A
round character
B
flat character

Slide 9 - Quizvraag

De ontwikkeling van een hoofdpersoon
  1. Fase 1:  Het leven van de hoofdpersoon is normaal - alles is al een tijd hetzelfde
  2. Fase 2: Er gebeurt iets waardoor het leven van de hoofdpersoon verandert
  3. Fase 3: De hoofdpersoon moet met de verandering leren omgaan
  4. Fase 4: De situatie is weer "normaal", maar anders dan aan het begin. De hoofdpersoon is bijvoorbeeld veranderd of heeft een les geleerd 
De ontwikkeling van de hoofdpersoon 

Slide 10 - Tekstslide

Planning:
* Herhaling literaire begrippen - wat weten we nog?
* Nieuwe theorie: ontwikkeling van de hoofdpersoon (4 fases)
* Laatste 3 begrippen: 
Plot (verhaallijn) - Thema (onderwerp) - Motieven & Symboliek


Slide 11 - Tekstslide

Analyse elementen
  1.  Titel
  2. Personages
  3. Ruimte (omgeving, sfeer)
  4. Tijd
  5. Plot / verhaallijn
  6. Thema (onderwerp) 
  7. Motieven & symboliek

Slide 12 - Tekstslide

Plot / verhaallijn
Plot/ verhaallijn = een reeks gebeurtenissen en acties die zich ontvouwen in een verhaal. 
Er zijn boeken met 1 verhaallijn maar ook met meer verhaallijnen door elkaar. 

Je kunt verhaallijnen herkennen door:
Meer hoofdpersonen met een eigen perspectief
Het verhaal kan zich afspelen in verschillende tijden
Het verhaal kan zich afspelen op verschillende plaatsen 

Slide 13 - Tekstslide

Thema (onderwerp)
Een aantal voorbeelden van thema's:
 liefde,  gelijkwaardigheid, religie, gezondheid, culturen, cultuurverschillen, onvervulde verlangens, racisme, discriminatie, vriendschap,  loyaliteit, rivaliteit,  ouderdom,  verveling, afgunst, kinderwens, vrouwenrechten, familiesystemen, marketing, management, klimaatproblematiek, drugs,  psychologie, literatuur, specifieke werkvelden, pesten, mantelzorg, spiritualiteit, financiën, oorlog… etc.




Slide 14 - Tekstslide

Motieven (neventhema's) & symboliek
Motieven zijn in een verhaal steeds terugkerende gebeurtenissen of elementen.  Een gebeurtenis die maar één keer plaatsvindt in een verhaal is dus geen motief. Motieven zorgen ervoor dat het verhaal een eenheid wordt. (bijv. een voorwerp, een lied, een kleur, een bepaalde handeling, een gevoel). Herhaling is essentieel.
Symbolische motieven zijn subtiel. Hier moet je echt naar speuren! 
Deze terugkerende verhaalelementen geven een diepgaandere (symbolische) betekenis aan het verhaal. 

Slide 15 - Tekstslide

Herhaling / wat weten we al? 
Herhaling deel 2 

Slide 16 - Tekstslide

Ruimte
  • Ruimte als plaats: land, plaats, huis, kamer, gebouw, park, etc.
  • Sfeer in de ruimte: angstig, beklemmend, hoopvol, vreugdevol, etc.

Slide 17 - Tekstslide

Ruimte

Slide 18 - Tekstslide

Wat is hier GEEN voorbeeld van ruimte in een verhaal?
A
het karakter van de hoofdpersoon
B
School
C
Stad
D
Italië

Slide 19 - Quizvraag

De hoofdpersoon maakt een ontwikkeling door. 
Hebben de personages telefoons?
Speelt het verhaal zich af op een school?
Tijd
Ruimte
Personages

Slide 20 - Sleepvraag

Fragment uit 'Wreed'

Mel Wallis de Vries

Schichtig kijk ik over mijn schouder . Het park is donker, nat en verlaten. De schimmen van de hoge bomen zijn de enige getuigen. Ik weet dat ze niks zullen verklappen.

Vaarwel, denk ik terwijl ik me omdraai. Niemand zal zich mij herinneren. En het beste is als ik mezelf ook vergeet.

Plotseling zie ik iets tussen de bomen bewegen! Een moment weet ik niet wat ik moet doen en raak ik in paniek. Maar dan komt alles weer terug. Ik haal diep adem en verschuil me in de donkere schaduwen.

Slide 21 - Tekstslide

Fragment uit 'Wreed'

Mel Wallis de Vries

Schichtig kijk ik over mijn schouder . Het park is donker, nat en verlaten. De schimmen van de hoge bomen zijn de enige getuigen. Ik weet dat ze niks zullen verklappen.

Vaarwel, denk ik terwijl ik me omdraai. Niemand zal zich mij herinneren. En het beste is als ik mezelf ook vergeet.

Plotseling zie ik iets tussen de bomen bewegen! Een moment weet ik niet wat ik moet doen en raak ik in paniek. Maar dan komt alles weer terug. Ik haal diep adem en verschuil me in de donkere schaduwen.

Slide 22 - Tekstslide

Fragment 'Oorlogswinter - Jan Terlouw

Slide 23 - Tekstslide

Wat is 'chronologisch'?
A
Van begin tot eind
B
Beginnen in het midden
C
Beginnen aan het einde
D
Zonder flashback/flashforward

Slide 24 - Quizvraag

Tijd
Historische tijd: in welke tijd speelt het verhaal zich af
Tijdsduur: de vertelde tijd
(Een verhaal speelt zich gedurende  uren, dagen of jaren af)
Tijdsvolgorde: chronologisch of spelen met tijdsvolgorde door bijvoorbeeld flashbacks of flashforwards


Slide 25 - Tekstslide

Historische tijd
In welke tijdsperiode speelt het verhaal zich af?
Tijdens de Tweede Wereldoorlog, in de Gouden Eeuw of in 1980...
Kijk naar:
  • Jaartallen
  • Kleding, gebruiken
  • Historische figuren, gebeurtenissen
  • Beschrijving ruimte van de tijd

Slide 26 - Tekstslide

Chronologie

Een verhaal noem je chronologisch als de gebeurtenissen in het verhaal worden verteld in de volgorde zoals ze zich in werkelijkheid ook hadden afgespeeld.


Slide 27 - Tekstslide

Tijd / AB OVO of niet
Als een verhaal in chronologische volgorde  wordt verteld noemen we dit: Ab   Ovo 
Latijnse uitdrukking: vanaf het ei 
Ovo = ei 
Denk aan ovaal  = eivormig
Ovulatie = eisprong

Slide 28 - Tekstslide

 Flashback en Flashforward

Wanneer een personage terugblikt of vooruitblikt op een gebeurtenis spreek je van een flashback of flash-forward/vooruitwijzing. De gebeurtenis onderbreekt de loop van het verhaal. 




Slide 29 - Tekstslide

Zelfstandig werken aan de literaire mindmap 

Slide 30 - Tekstslide

KEUZELES
Team oefentoets:
Je doet mee met team oefentoets; 
we gaan samen de oefentoets doorspitten.

Team literaire mindmap: 
Je werkt zelfstandig, in stilte aan je literaire mindmap. Vragen zoek je zelf op in het boekje. Oortjes met studiemuziek of white/pink/brown noise zijn toegestaan.














Slide 31 - Tekstslide

Week 9 GT3

Slide 32 - Tekstslide