vwo 3 - woordenschat 1.5 en 2.5

Beeldspraak & Stijlfiguren
Het verschil:
  • Stijlfiguren zijn een soort 'taaltrucjes' die een schrijver toepast om zijn stuk levendiger te maken. 
  • Bij beeldspraak is er sprake van figuurlijk taalgebruik waarbij de vergelijking een belangrijke rol speelt.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Beeldspraak & Stijlfiguren
Het verschil:
  • Stijlfiguren zijn een soort 'taaltrucjes' die een schrijver toepast om zijn stuk levendiger te maken. 
  • Bij beeldspraak is er sprake van figuurlijk taalgebruik waarbij de vergelijking een belangrijke rol speelt.

Slide 1 - Tekstslide

woordenschat, beeldspraak en stijlfiguren

De komende tijd gaan jullie aan de slag met woordenschat, beeldspraak en stijlfiguren.

Wat heb je nodig?
  • laptop met oortjes
  • een schrift voor aantekeningen en opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Lessen
les 1: woordenschat hoofdstuk 1
les 2: woordenschat hoofdstuk 1
les 3: woordenschat hoofdstuk 2
les 4: woordenschat hoofdstuk 2
 

Slide 3 - Tekstslide

Les 1 en 2: woorden 1.5

Slide 4 - Tekstslide

Les 1
Lezen
Maak opdracht 2 en 3, blz. 49, hoofdstuk 1, par. 1.5
Maak zinnen met de woorden waar jij - en +- hebt genoteerd (minimaal 5). (15 min.)
Vervolgens: bespreek in twee- of drietallen de - en +-. Hebben jullie dezelfde woorden of juist niet? Hoe komt dat? 
Bespreek met elkaar de zinnen. Kloppen ze inhoudelijk? (10 min.)
Klassikaal: bespreken zinnen waar jullie over twijfelen.
Huiswerk: m. opdracht 4 t/m 7, blz. 50, 51


Slide 5 - Tekstslide

Les 2
* Bespreek met elkaar de zinnen van de vorige les. Kloppen ze inhoudelijk? (10 min.)
* Kijk opdracht 4 t/m 7 zelfstandig na in deze LessonUp: slide 7
* Schrijf een tekst waarin minimaal 10 woorden uit de woordenlijst voorkomen over een actueel onderwerp. Let erop dat de betekenis van de woorden blijkt uit de zinnen. (20 min.)
* Wissel de tekst uit met je buurman/-vrouw. Markeer de zinnen waarvan jij denkt dat het woord niet juist gebruikt is. (10 min.)
* Klassikaal bespreken van de zinnen.



Slide 6 - Tekstslide

Les 2
Lezen
Kijk opdracht 4 t/m 7 zelfstandig na in deze LessonUp: slide 7
Schrijf een tekst waarin minimaal 10 woorden uit de woordenlijst voorkomen over een actueel onderwerp. Let erop dat de betekenis van de woorden blijkt uit de zinnen. (20 min.)
Wissel de tekst uit met je buurman/-vrouw. Markeer de zinnen waarvan jij denkt dat het woord niet juist gebruikt is. (10 min.)
Deze zinnen bespreken we klassikaal



Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Les 3 en 4: woorden 2.5

Slide 9 - Tekstslide

Dinsdag 19 maart
Lezen
Ga naar blz. 134: we gaan een fragment over het Marengo-proces bekijken. 
1. Kruis aan in de lijst welke woorden je hoort tijdens het fragment
2. Noteer onder de lijst zoveel mogelijk woorden die worden genoemd en ook in de lijst passen. Noteer de betekenis erachter.
Na het fragment: woorden bespreken.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Donderdag 21 maart
Lezen
Bespreken beeldspraak in songteksten
Bespreken opdracht 3 en 4 in tweetallen. Vragen? 
Opdracht artikel misdaad
Bespreken opdracht artikel

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
Zoek een artikel over een misdaad (waarbij de verdachte al is veroordeeld)
Maak een schema zoals op blz. 135/ een tijdlijn tot aan de veroordeling en gebruik daarbij zoveel mogelijk woorden uit de woordenlijst.

Klaar? Lever in via ELO. Volgende les bekijken we er een aantal.

Slide 13 - Tekstslide