1.3 Media en nepnieuws



1.3 Media en nepnieuws
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les



1.3 Media en nepnieuws

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Wat is nepnieuws?
2. Wat is manipulatie in het nieuws?
3. Wat is propaganda?
4. Wat is indoctrinatie?
5. Wat zijn complottheorieën? En geef een voorbeeld.
6. Waarom is het belangrijk dat het nieuws objectief is en niet subjectief?
7. Wat zijn vooroordelen?
8. Waarom denken wij vanuit een referentiekader?
9. Wat is selectieve waarneming?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Nieuws van deze week
Nederlandse tiener verdacht van deelname extreemrechtse terreurgroep The Base
NOS, 05-09-2024 
Het gaat om The Base, een rechts-extremistische paramilitaire organisatie met een internationale aanhang. Vanaf begin dit jaar staat The Base op de nationale sanctielijst terrorisme. Sinds afgelopen juli wordt de beweging in heel de Europese Unie aangeduid als terroristische organisatie.
De verdachten van 16, 19 en 26 jaar oud werden op 20 augustus aangehouden in de gemeenten Bergeijk, Hengelo en Veenendaal. Volgens het Openbaar Ministerie hebben ze in chatgroepen mensen geprobeerd aan te zetten tot het plegen van terroristische misdrijven. De zaak van de minderjarige verdachte wordt behandeld volgens het jeugdstrafrecht.
Rassenoorlog



Het OM vermoedt dat ze aanhanger zijn van het 'accelerationistische gedachtengoed'. Dat is een stroming binnen het rechts-extremisme waarbij het creëren van maatschappelijke chaos wordt nagestreefd om zo een rassenoorlog te ontketenen. Het zaaien van verdeeldheid door middel van nepnieuws, maar ook het plegen van aanslagen behoren tot de strategieën. Het eindstreven is een witte etnostaat waarbij het staatsburgerschap beperkt is tot witte mensen.

Slide 4 - Tekstslide

Een dilemma is
A
een lastige keuze tussen twee dingen die allebei voordelen of juist nadelen hebben
B
een botsing in het belang van de een met het belang van de ander
C
is een middel waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden
D
is een oordeel over iets of iemand zonder dat je de feiten kent

Slide 5 - Quizvraag

Dilemma:

A
Rijk maar geen vrienden
B
Arm en veel vrienden

Slide 6 - Quizvraag

Dilemma:

A
Geen handen hebben
B
Geen voeten hebben

Slide 7 - Quizvraag

Dilemma:

A
Sneller typen
B
Sneller lezen

Slide 8 - Quizvraag

Dilemma:

A
Nooit meer friet
B
Elke dag friet

Slide 9 - Quizvraag

Dilemma:

A
Kroket
B
Frikandel

Slide 10 - Quizvraag

Dilemma:

A
Leven in het verleden
B
Leven in de toekomst

Slide 11 - Quizvraag

Dilemma:

A
Geen ontbijt
B
Geen avondeten

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een compromis?
A
Een kabinet waarin twee of meer partijen met elkaar samenwerken.
B
Persoon die gaat bekijken welke politieke partijen met elkaar willen regeren.
C
Persoon die onderzoekt welke partijen met elkaar het beste kunnen en willen regeren.
D
Tussenoplossing waar meerdere partijen zich in kunnen vinden.

Slide 13 - Quizvraag

Normen en waarden zijn cultuurkenmerken. Wat zijn normen?
A
Gedragsregels.
B
Opvattingen over wat belangrijk is.
C
Straffen.
D
Beloningen.

Slide 14 - Quizvraag

Van wie leer je normen en waarden? :
A
Vrienden
B
Thuis
C
Door je geloof
D
Door de overheid

Slide 15 - Quizvraag

Een voorbeeld van christelijke normen en waarden is....
A
Moord is een zonde
B
Naastenliefde is een zonde
C
Polytheïsme is belangrijk

Slide 16 - Quizvraag

Norm of waarde?
Bidden voor het eten.
A
Norm
B
Waarde

Slide 17 - Quizvraag

Norm of waarde?
Vriendelijkheid
A
Norm
B
Waarde

Slide 18 - Quizvraag

Norm of waarde?:
Vrijheid
A
Norm
B
Waarde

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een belang?
A
Iets wat jij belangrijk vindt
B
Een soort wet
C
Een lastige keuze
D
Voordeel dat je ergens van hebt

Slide 20 - Quizvraag

Wat is sociale ongelijkheid?
A
Dat je op social media minder vrienden hebt dan een ander.
B
Dat je sociale leven best wel saai is.
C
Dat er een ongelijk verdeling van maatschappelijke kansen, inkomen, kennis en politieke macht is.
D
Dat er sprake is van heel veel sociale contacten in je leven en dat is oneerlijk tegenover anderen.

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk deze week
Maken:
1.1 Wat is maatschappijleer Vraag 5, 9, 11, 13 Blz 4
1.2 De maatschappijonderzoeken vraag 2 t/m 4, 8, 11 Blz 8

Problemen?

Slide 22 - Tekstslide


Nepnieuws

  • Nieuws dat niet op waarheid berust, gemaakt om aandacht te vragen of voor de grap. 
  • Kan zelfs ingezet worden bij verkiezingen. 
  • Vaak schokkend, hoe meer er wordt geklikt hoe meer dit verschijnt in zoekmachines en op sociale media.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video



Manipulatie


  • De situatie in een reclame is natuurlijk niet zoals die in het echt is.  Er is sprake van manipulatie.
  • Manipulatie = Feiten worden met opzet weggelaten of veranderd.

Slide 25 - Tekstslide



Propaganda


Bewust eenzijdige informatie geven met als doel de mening van mensen te beïnvloeden 

Slide 26 - Tekstslide

Indoctrinatie
Mensen langdurig,
systematisch en 
dwingend eenzijdige
opvattingen
opdringen
met de bedoeling dat
zij deze opvattingen
kritiekloos
overnemen

Slide 27 - Tekstslide

Manipulatie, propaganda en indoctrinatie

Slide 28 - Tekstslide

Wat is 
polarisatie?
Polarisatie:  tegenstellingen tussen twee groepen zijn zo groot dat het problemen oplevert.



In tijden van crisis ontstaat er eerder polarisatie.


Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Complot theorieën
Welke complot theorieën kan jij vinden? Zoek een paar onderwerpen op.
5 minuten
timer
5:00

Slide 31 - Tekstslide

Objectief / subjectief

Objectief = feiten, het weergeven zoals het is

Subjectief = je geeft aan wat je ergens van vindt

Slide 32 - Tekstslide

Filterbubbels
Algoritmes en big data > laten je zien wat je wil zien!
  • Facebook
  • Google
  • TikTok
  • YouTube

Slide 33 - Tekstslide

Selectieve waarneming

Slide 34 - Tekstslide

Stereotypes en vooroordelen

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Verhaal & Stelling
Personen met migratieachtergrond vaker verdacht
In 2021 werd 2,0 procent van de inwoners met een niet-westerse migratieachtergrond verdacht van een misdrijf. Het aandeel verdachten onder de bevolking met een westerse migratieachtergrond was 0,8 procent, en bij een Nederlandse achtergrond 0,6 procent. Bron CBS 2022

Stelling: Alle criminelen zijn slachtoffers van hun genen en omgeving

Link CBS
Extra informatie

Slide 37 - Tekstslide

Attitudes: zijn meningen of voorkeuren die mensen erop nahouden
Cognitieve component: Stereotype: Toekenning van kenmerken aan het attitudeobject, cognities die mensen bij een groep, 'beelden'

Affectieve component: Vooroordelen: Gevoelens en emoties t.o.v. get attitude-object, dus gevoelens t.o.v. leden van andere groepen

Conatieve/gedrags-component: Discriminatie: neiging tot handelen m.b.t. het attitude object, als men zich op basis van groepslidmaatschap van een persoon op een bepaald manier gedraagt

Slide 38 - Tekstslide

Als feiten met opzet worden weggelaten of veranderd, noemen we dat ...
A
Beeldvorming
B
Persvrijheid
C
Manipulatie
D
Privacy

Slide 39 - Quizvraag

"Alle Russen drinken wodka" is een
A
Stereotype beeld
B
Vooroordeel
C
Vorm van indoctrinatie
D
Vorm van manipulatie

Slide 40 - Quizvraag

Noord-Koreanen horen steeds maar weer over 'hun geweldige leider' en dat de VS de vijand is. Welk begrip past hier het best bij?
A
Manipulatie
B
Selectieve waarneming
C
Beeldvorming
D
Indoctrinatie

Slide 41 - Quizvraag

In een reclame wordt verteld hoe lekker een hamburger is maar niet dat er veel vetten in zitten.
A
Indoctrinatie
B
Manipulatie

Slide 42 - Quizvraag

Onder propaganda verstaan we:
A
dat de massamedia worden gecontroleerd door de machthebbers.
B
dat de media alleen berichten uitzenden om mensen voor bepaalde ideeën te winnen
C
dat de massamedia feiten en meningen verwisselen.
D
dat mensen uit nieuws een selectie maken.

Slide 43 - Quizvraag

Welk woord past bij het beleid van de Chinese regering?
A
Propaganda
B
Indoctrinatie
C
Censuur
D
Debat

Slide 44 - Quizvraag

Indoctrinatie is:
A
inspelen op de selectieve perceptie van mensen.
B
het opdringen van eenzijdige opvattingen.
C
het vervormd waarnemen van bepaalde informatie.
D
opzettelijk bepaalde feiten weglaten.

Slide 45 - Quizvraag

Zijn de uitspraken juist of onjuist?
1. Een voorbeeld van een indoctrinatie is: “Dikke mensen zijn gezellig.”
2. Je beeldvorming is betrouwbaarder als je meerdere soorten media volgt.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.

Slide 46 - Quizvraag

Wat klopt niet?
A
Indoctrinatie is een extreme vorm van manipulatie
B
Indoctrinatie is langdurig eenzijdige meningen doorgeven
C
Indoctrinatie komt voor in Noord-Korea
D
Indoctrinatie gebeurt alleen bij vrouwen

Slide 47 - Quizvraag

Indoctrinatie heeft alleen met feiten te maken,
A
Juist
B
Onjuist

Slide 48 - Quizvraag

Wat hebben alle complottheorien gemeen?
A
De meeste dingen zijn echt waar
B
De complottheorien zijn heel vaag beschreven
C
Ze zijn vaak bedacht door mensen die in hun eigen realiteit willen leven
D
Er is geen bewijs dat het waar is

Slide 49 - Quizvraag

Welke uitspraak over het referentiekader is juist?
A
Dit kader bestaat uit normen, waarden en gedragingen.
B
Hoe diverser de kaders, hoe eenvoudiger het samenleven.
C
Dit kader wordt iedere vier jaar opnieuw vastgesteld.
D
Dit kader is bij vrouwen veelzijdiger dan bij mannen.

Slide 50 - Quizvraag

Huiswerk
Lezen
1.4 Kritisch denken Blz 24
2.1 Wat is een rechtstaat Blz 32
Maken
1.3 Media en nepnieuws Blz 12
Opdracht 2, 4, 7, 8, 11 en 14

Slide 51 - Tekstslide