Om de voedingsstoffen uit je voedsel in je lichaam te kunnen opnemen, moeten ze eerst worden afgebroken. Enzymen helpen bij de afbraak van stoffen. Ook voedselbederf ontstaat door de werking van enzymen.
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4
In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 20 min
Onderdelen in deze les
§ 12.1 Enzymen
Om de voedingsstoffen uit je voedsel in je lichaam te kunnen opnemen, moeten ze eerst worden afgebroken. Enzymen helpen bij de afbraak van stoffen. Ook voedselbederf ontstaat door de werking van enzymen.
Slide 1 - Tekstslide
Bij reacties in cellen worden stoffen omgezet in andere stoffen. Deze reacties heten stofwisselingsprocessen. Wat is GEEN voorbeeld van een stofwisselingsproces
A
fotosynthese
B
verbranding
C
assimilatie
D
het zijn alle drie voorbeelden
Slide 2 - Quizvraag
Wat is de functie van een enzym bij deze stofwisselingsprocessen?
A
stopzetten van deze processen
B
versnellen van deze processen
C
zorgen ervoor dat voedsel niet bederft
D
zorgen voor goede zuurgraad (pH) in de cel
Slide 3 - Quizvraag
Uit welke stof is een enzym opgebouwd?
A
eiwit
B
koolhydraat
C
vet
D
mineraal
Slide 4 - Quizvraag
Meer enzymen leiden tot hogere enzymactiviteit
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quizvraag
Enzymen
Enzymen zijn speciale eiwitten. Ze helpen stofwisselingsprocessen (zoals vertering) versnellen!
Hier maken ze bvb
een stof kleiner -->
Slide 6 - Tekstslide
Welk enzym vertoont de grootste enzymactiviteit bij 25 graden?
A
x (rood)
B
y (groen)
C
z (paars)
D
ze zijn allemaal gelijk
Slide 7 - Quizvraag
Welk enzym werkt het beste bij pH van 4?
A
enzym 1 (rood)
B
enzym 2 (blauw)
C
enzym 3 (groen)
Slide 8 - Quizvraag
Welke bewering klopt?
A
R is de minimumtemperatuur voor dit enzym.
B
Q is de optimumtemperatuur voor dit enzym.
C
R is de maximumtemperatuur voor dit enzym.
Slide 9 - Quizvraag
Enzymactiviteit
De enzymactiviteit is de snelheid
waarmee de enzymen werken.
Dit is afhankelijk van
- temperatuur
- zuurgraad
Hierbij hoort een optimumkromme met een minimum, een maximum en een optimum
Slide 10 - Tekstslide
Welke twee omstandigheden zorgen ervoor dat enzymen van bacteriën en schimmels minder of niet actief zijn?
A
donkere omgeving
B
droge omgeving
C
lage temperatuur
D
vochtige omgeving
Slide 11 - Quizvraag
Wat is conserveren?
Bacteriën en schimmels hebben zuurstof, water en een geschikte zuurgraad en temperatuur nodig voor hun stofwisselingsprocessen.
Bij conserveren wordt ervoor gezorgd dat een (of meer) van deze factoren niet aanwezig zijn, zodat de stofwisseling van bacteriën en schimmels beperkt wordt.
Slide 12 - Tekstslide
Geef aan welke factor beperkt wordt bij de verschillende manieren van conserveren: Koelen
A
temperatuur
B
water
C
zuurgraad
D
zuurstof
Slide 13 - Quizvraag
Geef aan welke factor beperkt wordt bij de verschillende manieren van conserveren: Zout toevoegen
A
temperatuur
B
water
C
zuurgraad
D
zuurstof
Slide 14 - Quizvraag
Geef aan welke factor beperkt wordt bij de verschillende manieren van conserveren: Pasteuriseren