9/1 Cursus 1 Meer dan lezen, § 4 Stappenplan Lezen

Lezen
Cursus 1 Meer dan lezen
§ 4 Stappenplan Lezen
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Lezen
Cursus 1 Meer dan lezen
§ 4 Stappenplan Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning

  • Lesdoel
  • Lezen
  • Wat weet je nog?
  • Instructie
  • Werken
  • Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:

  • kun je benoemen wat oriënterend lezen, globaal lezen en precies lezen en analyseren zijn (stappenplan lezen);
  •  heb  je geoefend met oriënterend lezen, globaal lezen, precies lezen en analyseren;
  • heb je geoefend met begrijpend lezen.

Blauw = kennen = kennis = leren
Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

Slide 3 - Tekstslide

timer
10:00
In stilte lezen uit het door jouw gekozen boek op niveau.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de drie functies van tekstdelen waar veel teksten uit bestaan? (tip: I-M-S)

Slide 5 - Woordweb

Functies tekstdelen
Inleiding: de schrijver noemt het onderwerp van de tekst en wil de
interesse van de lezer wekken. Dit kan op veel manieren, bijvoorbeeld:
• een gebeurtenis beschrijven;
• een mening over het onderwerp geven;
• een vraag over het onderwerp stellen.
Midden: gaat per alinea in op een deelonderwerp van het onderwerp. Tekstverbanden om het een lopende tekst te maken!
Slot: de schrijver rondt de tekst af. Dit kan op veel manieren,
bijvoorbeeld:
• de belangrijkste informatie uit de tekst kort samenvatten;
• een conclusie trekken;
• de vraag uit de inleiding beantwoorden


Vaak hebben ze een vaste structuur!

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een tekstdoel en geef een voorbeeld.

Slide 7 - Woordweb

Tekstdoelen

Slide 8 - Tekstslide

Tekstdoelen

Slide 9 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met hoofdzaak en bijzaak?

Slide 10 - Woordweb

Hoofdzaak, bijzaak, kernzin, overige zinnen
De kernzin bevat de belangrijkste informatie van een alinea. 
  • Meestal staat de kernzin aan het begin of het einde van een alinea.
  • De rest van de alinea bestaat dan uit toelichting en/of voorbeelden bij de kernzin. 

De belangrijkste zaken in een tekst noem je de hoofdzaken
Minder belangrijke zaken als uitleg, toelichting en voorbeelden noem je bijzaken.
Hoofdzaken staan vaak op voorkeursplaatsen, zoals de inleiding of het slot!

Slide 11 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met kernzinnen?

Slide 12 - Woordweb

Kernzin
De kernzin is de zin waarin de belangrijkste informatie staat, de kern van de boodschap en daarna komt de rest (uitleg en voorbeelden).

De kernzin is meestal de de eerste of tweede zin in de alinea en soms de laatste



Slide 13 - Tekstslide

Kernzin
Voorbeelden plaats kernzin in de alinea
Hieronder zie je twee alinea’s met een antwoord op een verzoek van een klant. Zij wil weten of de aangeboden locatie geschikt is voor een bijeenkomst. De kernzinnen zijn onderstreept.
Alinea 1
De vier zalen die wij hebben, kunnen door flexibele wanden geschikt gemaakt worden voor groepen van elke grootte. Onze zalen zijn zeer geschikt voor de bijeenkomsten die u wilt houden. Alle apparatuur voor het houden van presentaties is aanwezig.
Alinea 2
Onze zalen zijn zeer geschikt voor de bijeenkomsten die u wilt houden. De vier zalen die wij hebben, kunnen door flexibele wanden geschikt gemaakt worden voor groepen van elke grootte. Alle apparatuur voor het houden van presentaties is aanwezig.

Slide 14 - Tekstslide

Kernzin
De kernzin kan ook de laatste zin van een alinea zijn. De alinea begint dan met een paar inleidende zinnen die stap voor stap toewerken naar de boodschap in de kernzin (spanning opbouwen of nieuwsgierig maken).

Voorbeeld kernzin achteraan
Op 20 december jl. heb ik een laptop bij u besteld. Dat is nu vijf maanden geleden en ik heb nog niets ontvangen. Ook reageert u niet op mijn telefoontjes en e-mails. Daarom annuleer ik mijn bestelling.



Slide 15 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 16 - Woordweb

Hoofdgedachte
Lezen: de hoofdgedachte
• De hoofdgedachte is een heel korte samenvatting in één zin.
• De hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.

Het stappenplan om de hoofdgedachte te vinden:

Wat zegt de schrijver van de tekst over het onderwerp?
• De hoofdgedachte is altijd één complete zin.
• Je vindt de hoofdgedachte meestal in de inleiding of in het slot van een tekst, dus lees die twee gedeelten goed!
• Let op: de hoofdgedachte is nooit een vraag!

Slide 17 - Tekstslide

Sleepvraag: 
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
stelling-argument
structuur
Indelings
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verklarings-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
(eventueel
als vraag)
inleiding:
onderwerp
inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel
inleiding:
een maatregel, een verschijnsel

Slide 18 - Sleepvraag

Probleem-oplossingsstructuur
Tekstdoel: informeren of opiniëren

Inleiding: probleem en gevolgen 
Middenstuk: gevolgen, oorzaken en oplossingen
Slot: de beste oplossing

Slide 19 - Tekstslide

Verklaringsstructuur
Tekstdoel: informeren t

Inleiding: bepaald verschijnsel
Middenstuk: kenmerken / voorbeelden / verklaringen / oorzaken / redenen
Slot: samenvatting of conclusie

Slide 20 - Tekstslide

Verleden-heden(-toekomst)structuur
Tekstdoel: informeren

Inleiding: introductie onderwerp
Middenstuk: situatie vroeger en nu / ontwikkeling
Slot: conclusie of voorspelling toekomst

Slide 21 - Tekstslide

Argumentatiestructuur
  • Inleiding: standpunt
  • Middenstuk: argumenten voor het standpunt // tegenargument // weerlegging
  • Slot: herhaling stelling // beantwoorden van de vraag 

Argumentatiestructuur (bijv. een artikel met de titel "Het vaccineren van kinderen is onzin" 

Slide 22 - Tekstslide

Aspectenstructuur
  • Inleiding: onderwerp
  • Middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp
  • Slot: samenvatting 

Aspectenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke invloed heeft het Coronavirus op jongeren?" 

Slide 23 - Tekstslide

Voor-nadelenstructuur
  • Inleiding: vraag of stelling
  • Middenstuk: voordelen// nadelen
  • Slot: afweging // conclusie 

Voor- nadelenstructuur (bijv. een artikel met de titel "Wat zijn de voor- en nadelen van het vaccineren van jongeren?"

Slide 24 - Tekstslide

Vraag-antwoordstructuur
  • Inleiding: vraag
  • Middenstuk: antwoord 
  • Slot: samenvatting of conclusie 

Vraag-antwoordstructuur (bijv. een artikel met de titel "Welke maatregelen kan ik zelf treffen tegen het coronavirus?" 

Slide 25 - Tekstslide

Nieuwe lesstof

Slide 26 - Tekstslide

Hoe bepaal je het onderwerp van een tekst?
Welke leesstrategie/leesmanier gebruik je hiervoor?

Slide 27 - Woordweb

Stap 1:oriënterend lezen 
Bepaal het onderwerp van de tekst: lees de titel, bekijk de eventuele afbeelding(en) en lees de eerste alinea(’s).
Vraag je af:
- Wat weet ik al van dit onderwerp?
- Wat zal de tekst over dit onderwerp zeggen?
- Je kunt het vaak met één of twee woorden zeggen.

Om het onderwerp van de tekst te kunnen vinden, hoef je niet helemaal de tekst te lezen. Kijk naar:
• de titel
• plaatje(s) bij de tekst
• tussenkopjes
• andere opvallende delen
 En je leest de eerste alinea (vaak dik gedrukt of in een ander lettertype)!

Slide 28 - Tekstslide

Hoe bepaal je het deelonderwerp van een tekst?
Welke leesstrategie/leesmanier gebruik je hiervoor?

Slide 29 - Woordweb

Stap 2: globaal lezen
Idee krijgen van de  deelonderwerpen. 

Deelonderwerpen belichten verschillende kanten van een onderwerp, ook wel aspecten genoemd. Bijvoorbeeld: het onderwerp van een tekst is 'voetbal'. Een deelonderwerp zou 'De geschiedenis van voetbal' of 'het tenue' kunnen zijn. 

 Doe daarbij het volgende:
- Stel vast uit welke alinea(’s) de inleiding en het slot bestaan. Zet strepen tussen inleiding, middenstuk en slot.
- Probeer in het middenstuk deelonderwerpen te onderscheiden: lees van elke alinea het begin en het eind en ga op zoek naar kernzinnen. 
- Maak daarbij gebruik van structurerende zinnen, als die er zijn. 
- Zet strepen tussen de deelonderwerpen.


Slide 30 - Tekstslide

Globaal lezen
Je leest globaal als je meer te weten wilt komen over het  deelonderwerp van een tekst.

Gebruik hiervoor de volgende strategieën:
  • Lees de eerste en de laatste zin van elke alinea.
  • Bepaal voor iedere alinea de hoofdgedachte (kernzin). --> belangrijkste zin van de alinea = vaak de eerste of tweede zin van de alinea en soms de laatste.

Als je de tekst globaal gelezen hebt, weet je wat de hoofdzaken van de tekst zijn. Je weet ook welk gedeelte van de tekst je eventueel intensief wilt lezen.

Slide 31 - Tekstslide

orienterend lezen
Niet
titel
deelonderwerp
tussenkopjes
inleiding
1e + laatste zin alinea
afbeelding
belangrijkste info

Slide 32 - Sleepvraag

(Zoekend lezen of scannen)
Om antwoorden op vragen of specifieke informatie te vinden, lees je de tekst zoekend of scannend. 

Je leest niet de hele tekst maar je gaat direct op zoek naar de informatie die je nodig hebt. Gebruik hiervoor de volgende strategieën
  • Dwaal met je ogen over de tekst; in welke alinea of bij welk tussenkopje zal die informatie waarschijnlijk staan?
  • Bedenk hoe je die informatie kunt herkennen; let op opvallende woorden/cijfers.
  • Lees nauwkeurig dat gedeelte van de tekst die de informatie bevat die je zoekt.
  • Als je het antwoord niet hebt gevonden, zoek dan naar een ander opvallend woord waarnaar je kunt zoeken of lees de hele tekst vanaf het begin.

Slide 33 - Tekstslide

Wat doe je als je zoekend leest?

1. Je bekijkt de titel en de tussenkopjes.

(Zodat je weet of je in de goede tekst kijkt en waar je moet zoeken)

2. Kijk naar anders gedrukte woorden.

(vet, cursief, gekleurd, onderstreept)

3. Let op opvallende tekens (bolletjes, nummeringen, sterretjes, enzovoort), tabellen, grafieken en afbeeldingen. Als je bijvoorbeeld de toegangsprijs van een concert zoekt, let je op een getal en op het euroteken (€). Als je zoekt waar het concert is, let je op de afbeelding van het kaartje, de routebeschrijving of op de afkorting voor kilometer (km).


Slide 34 - Tekstslide

Stap 3: precies lezen

Lees de tekst aandachtig van het begin tot het eind. --> je wil de tekst echt begrijpen!

Doe daarbij het volgende:
- Ga na of je eerdere verwachtingen over de tekst bevestigd worden.
- Noteer de betekenis van woorden die je niet kent: achterhaal die via een woordraadstrategie of raadpleeg een woordenboek.
- Markeer van elke alinea de kernzin of de zinnen die samen de belangrijkste informatie geven.
- Markeer de signaalwoorden die een verband tussen alinea’s aangeven.
- Benoem de deelonderwerpen: noteer (in de linkermarge) informerende kopjes of vragen die in het betreffende tekstgedeelte beantwoord worden.
- Markeer functiewoorden (als die er zijn): woorden die de functie van (een deel van) een alinea aanduiden. (→ Handig! § 1.1 Begrippen Lezen)
- Als ze niet expliciet in de tekst staan, noteer functiewoorden die van toepassing zijn dan in de linkermarge; dat kan lang niet altijd.
- Markeer signaalwoorden die een belangrijk verband tussen (delen van) zinnen aangeven.


Slide 35 - Tekstslide

Stap 4: analyse afronden

Noteer de vaste tekststructuur van de tekst (als die er is). (→ Handig! § 1.1 Begrippen Lezen)
- Markeer de hoofdgedachte van de tekst of noteer die in eigen woorden.
- Noteer het (belangrijkste) tekstdoel.
- Noteer de tekstsoort.


Slide 36 - Tekstslide

Werk voor deze en de volgende les + huiswerk: 
    Pak je VIP en noteer:
    - Online: Cursus 1 Meer dan lezen, § 4 Stappenplan Lezen, opdracht 1, 2 en 3

    Klaar = in STILTE lezen
    Wat niet af is = huiswerk

    timer
    25:00

    Slide 37 - Tekstslide

    Lesdoel:
    Aan het einde van deze les:

    • kun je benoemen wat oriënterend lezen, globaal lezen en precies lezen en analyseren zijn (stappenplan lezen);
    •  heb  je geoefend met oriënterend lezen, globaal lezen, precies lezen en analyseren;
    • heb je geoefend met begrijpend lezen.

    Blauw = kennen = kennis = leren
    Oranje = kunnen = met de kennis de vaardigheid oefenen

    Slide 38 - Tekstslide

    Ik kan benoemen wat oriënterend lezen, globaal lezen en precies lezen en analyseren zijn (stappenplan lezen).


    😒🙁😐🙂😃

    Slide 39 - Poll

    Reflectie:
    Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
    Wat kan nog iets beter? Hoe ga je dat verbeteren?

    Slide 40 - Open vraag

    Feedback:
    Wat vond je fijn/goed aan deze les?
    Wat zou je liever anders willen zien?

    Slide 41 - Open vraag