welvaart/ economische groei

Startopdracht
Omschrijf in eigen woorden de volgende begrippen:
- Welvaart
- Welzijn
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, kLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Startopdracht
Omschrijf in eigen woorden de volgende begrippen:
- Welvaart
- Welzijn

Slide 1 - Tekstslide

Consumptie les 5
Leerdoelen:
 - Ik kan het verschil uitleggen tussen welvaart en welzijn.
- Ik kan het inkomen per hoofd van de bevolking berekenen.
- Ik weet wanneer er sprake is van economische groei.
- Ik weet wat een recessie inhoudt.

Slide 2 - Tekstslide

BBP

Bruto binnenlands product: de totale waarde van alle geproduceerde goederen en diensten van een land in een jaar. 
De ontwikkeling van het bbp laat zien hoe het met de economie gaat.
  • stijging bbp t.o.v. voorgaande periode = economische groei
  • daling bbp t.o.v. voorgaande periode = economische krimp



Slide 3 - Tekstslide

Inkomen per hoofd van de bevolking


Het inkomen per hoofd van de bevolking (of inkomen per hoofd) is het gemiddelde inkomen per inwoner van een land.



Berekening
Inkomen per hoofd van de bevolking =
nationaal inkomen ÷ aantal inwoners

Slide 4 - Tekstslide

Inkomen per hoofd van de bevolking

Slide 5 - Tekstslide

maken: 10 minuten
blz. 31  plusopdr. 1.4
opdr. 12 t/m 14

Slide 6 - Tekstslide

Lesafsluiting...

Slide 7 - Tekstslide

er is sprake van economische groei als:
A
mensen meer gaan verdienen
B
bedrijven meer goederen en diensten gaan produceren omdat de vraag toeneemt
C
de werkloosheid daalt omdat bedrijven meer winst maken

Slide 8 - Quizvraag

Wat gebeurt er tijdens een recessie?
A
Dan is er sprake van economische groei
B
Dan is er sprake van economische krimp
C
De overheid focust zich op het afbetalen van schulden
D
De overheid gaat meer lenen om tekorten te dichten

Slide 9 - Quizvraag

Nederland heeft 17,5 miljoen mensen.

Wat is het inkomen per hoofd van de bevolking?
A
21 700 000 000 : 17 500 000 = 1 240
B
17 500 000 : 21 700 000 000 = 0,0008

Slide 10 - Quizvraag