Herhaling

Herhaling evolutie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling evolutie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op wat voor eiland leven de meeste soorten?
A
Ver van vaste land, klein eiland
B
Ver van vaste land, groot eiland
C
Dichtbij vaste land, klein eiland
D
Dichtbij vaste land, groot eiland

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eilandtheorie
Wiskundig model dat voorspelt hoeveel soorten er op een eiland kunnen leven. 

Groter eiland: meer voedselbronnen
(10x groter => 2x meer soorten)
Dichtbij vaste land: meer immigratie



VS -->

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Variatie
Een groot aantal individuen van een bepaalde insectensoort heeft zich vanaf het jaar 1800 verspreid over vier eilanden (zie de afbeelding). Tussen de eilanden vindt geen uitwisseling van individuen plaats.
  
Van de eilanden is het volgende bekend:
  • De eilanden 1, 2, 3 en 4 liggen op dezelfde afstand van de kust.
  • De eilanden 1, 3 en 4 zijn vergelijkbaar met het vasteland wat begroeiing en weersomstandigheden betreft.
  • Eiland 2 is rotsig en kaal, terwijl de eilanden 1, 3 en 4 begroeid zijn.
  • Bij de pijlen staan de jaartallen waarop de insecten zich gevestigd hebben op dat eiland.

De populaties die zich tussen 1800 en 1900 op de eilanden vestigden noemen we de oorspronkelijke populaties.
In 1994 ontstaan nieuwe populaties, die vanaf het vasteland door de mens worden meegenomen naar de verschillende eilanden. Dit zijn de 'nieuwe populaties'.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Op welk eiland zijn de verschillen in genotypen het grootst tussen de individuen van de nieuwe insectenpopulaties en de oorspronkelijke?
A
op eiland 1
B
op eiland 2
C
op eiland 3
D
op eiland 4

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welk type reproductieve isolatie is sprake tussen individuen op de verschillende eilanden?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Soortvorming
  • Allopatrisch:  doordat twee populaties geografisch van elkaar gescheiden worden
  • Sympatrisch =zelfde gebied :
    Geen voorplanting door mutaties, gedrag, tijd of fout tijdens meiose (polyploïde)

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Genetic drift
Wanneer zal genetic drift het duidelijkst zichtbaar zijn in een populatie?

A
als de populatie erg klein is
B
als er een sterke neiging is tot voorkeur bij de paring
C
als er weinig mutaties optreden
D
als het milieu sterk varieert

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Gistcellen
In de afbeelding zijn schematisch een doorsnede van een gistcel en een doorsnede van een bacterie weergegeven.

Noteer twee kenmerken uit deze afbeelding, op grond waarvan gistcellen in een ander domein worden ingedeeld dan bacteriën.

Slide 10 - Open vraag

– Een gistcel is groter dan een bacterie.
– In een bacterie bevinden zich geen organellen met membranen.
– De gistcel heeft een kern, de bacterie niet.
– De gistcel heeft mitochondriën, de bacterie niet.
– De gistcel heeft endoplasmatisch reticulum, de bacterie niet.
– De bacterie heeft een flagel/zweephaar, de gistcel niet.


Katten rond Alkmaar
Lees eerst de informtietekst. Bekijk dan de afbeelding.
Bereken op grond van de onderzoeksgegevens de frequentie van het allel voor witte vachtkleur in Koedijk.

Slide 11 - Open vraag

frequentie q voor gekleurd = 0,93
dus p voor witharig = 0,07


Vanuit de verschillen in de basenvolgorde kun je een stamboom opstellen, zoals de afbeelding  hiernaast laat zien.

Aan welk dier is de blauwe vinvis het meest verwant?

Slide 12 - Open vraag

aan een nijlpaard


Leg aan de hand van tabel 1 uit waarom de neushoorn meer verwant is aan een zebra dan aan een ringelrob.

Slide 13 - Open vraag

1p
Het aantal verschillen met een zebra is 4 en met een ringelrob is het verschil 7.
1p
hoe meer verschillen, des te kleiner het verwantschap / hoe kleiner de verschillen, des te groter het verwantschap


Leg aan de hand van de stamboom in de afbeelding  uit of de aanpassing aan het leven in het water bij zoogdieren een keer of meerdere keren is ontstaan.

Slide 14 - Open vraag

1p
Meerdere keren, want er is een afsplitsing naar de ringelrob,
1p
maar ook een afsplitsing naar de blauwe vinvis en het nijlpaard.
Max. 2p.

Nieuwe mensensoort
Enige tijd geleden is op het Indonesische eiland Flores het fossiele skelet gevonden van een tot nu toe onbekende mensensoort. Dit mensje was slechts 1 meter lang en is Homo floresiensis gedoopt. Homo floresiensis leefde tegelijkertijd met de moderne mens, Homo sapiens. Volgens de overlevering op Flores woonde er vroeger een klein volkje dat voedsel stal van de mensen.

Behoren Homo floresiensis en Homo sapiens tot hetzelfde geslacht?
A
ja
B
nee
C
Dat is met deze gegevens niet te bepalen.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Paradijs op land en onder water
In het westelijk deel van Nieuw-Guinea is onder de zeespiegel een uniek ecosysteem ontdekt, waarbij in amper zes weken tijd meer dan vijftig nieuwe soorten zijn aangetroffen.
De bijzondere onderwaterwereld werd ontdekt in de kustwateren rondom de Vogelkop, een groot schiereiland aan de westkant van Nieuw-Guinea. De grillige, relatief ondiepe kustlijn waarin zo'n 2500 eilandjes liggen, is buitengewoon divers. Ongerepte regenwouden eindigen hier in zee, bergkammen aan de kust veranderen onder water in riffen en grote delen van de kust zijn bedekt met nauwelijks toegankelijke mangrovebossen.  In dit gebied zijn enorm veel nieuwe soorten ontstaan.


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee typen soortvorming zijn allopatrische soortvorming en sympatrische soortvorming.

Van welk type soortvorming zal hier zeer waarschijnlijk sprake zijn? Licht je antwoord toe met een gegeven uit de tekst (op de vorige sheet)

Slide 17 - Open vraag

Er is sprake van allopatrische soortvorming. (1p)
Door de grote verschillen in landschap en moeilijk toegankelijke gebieden / de aanwezigheid van veel verschillende eilanden, ontstaat er isolatie door geografische oorzaken. (1p)

Superkreeft
Lees de informatie uit de afbeelding hiernaast.
Leg in drie stappen uit dat, door veranderingen in het DNA, in deze nieuwe  leefomgeving een populatie van superkreeften kon ontstaan, waarvan de  eigenschappen afwijken van die van de oorspronkelijke immigranten uit de  Atlantische Oceaan.

Slide 18 - Open vraag

Uit het antwoord moet blijken dat:
1p – binnen de populatie door mutatie nieuwe varianten ontstaan/varianten aanwezig zijn;
1p – er selectie plaatsvindt (door abiotische factoren zoals zoutgehalte en watertemperatuur), waardoor de aangepaste individuen overleven;
1p – de (best) aangepaste individuen de eigenschappen doorgeven.
Dankzij het opnemen van deze cyanobacteriën werd een nieuwe omzetting mogelijk.

Welke omzetting van stoffen werd mogelijk door het opnemen van cyanobacteriën?
A
van anorganisch naar organisch
B
van organisch en anorganisch naar organisch
C
van organisch naar anorganisch
D
van organisch naar organisch

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Bouw en functie
De voorpoot van een dolfijn en de voorpoot van een chimpansee vertonen overeenkomst in bouw; de functie is verschillend.
Hoe wordt dit verschijnsel verklaard volgens de evolutietheorie? 
A
Deze organismen hebben een gemeenschappelijke voorouder; het verschil in functie hangt samen met aanpassing aan een verschillend milieu
B
Deze organismen hebben een gemeenschappelijke voorouder; de overeenkomst in bouw is veroorzaakt door een overeenkomstig milieu
C
Deze organismen hebben verschillende voorouders; het verschil in functie is daar een overblijfsel van
D
Deze organismen hebben verschillende voorouders; de overeenkomst in bouw is veroorzaakt door een overeenkomstig milieu

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies