Les 3, D grammaire passé composé 1HV (21-05)

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Pak je leesboek, werkboek en etui

Ga 5 minuten gefocust vocabulaire A+B leren! (Zometeen een korte overhoring)

Aujourd'hui c'est mardi!             Fijn dat je er weer bent!

Overhoring vocabulaire A+B

Wat? Open je aantekeningenschrift

Vertaal (FR-NL)

1. La cousine

2. Alors

3. Quoi

4. Donner

5. Janvier

6. Avril

7. L'année dernière

8. Possible

Vertaal (NL-FR)

1. Waarom

2. Zingen

3. De neef

4. Niet leuk

5. Het zwembad

6. Kletsen

7. November

8. Iets

Pak een nakijkpen 

(rood / groen) en kijk je werk na.

Hoe heb je het gemaakt?

Vertaal (FR-NL)

1. La cousine = de nicht

2. Alors = dan

3. Quoi = wat

4. Donner = geven

5. Janvier = januari

6. Avril = april

7. L'année dernière = vorig jaar

8. Possible = mogelijk

Vertaal (NL-FR)

1. Waarom = pourquoi

2. Zingen = chanter

3. De neef = le cousin

4. Niet leuk = nul

5. Het zwembad = la piscine

6. Kletsen = bavarder

7. November = novembre

8. Iets = quelque chose

Hoe ging dit?

- Hoeveel van de 16 woorden had je goed?

Le programme:

- Overhoring vocabulaire A+B

- Grammaire D (passé composé)

Les buts (leerdoelen):

- Aan het einde van de les weet je wat de passé composé is

- Aan het einde van de les kun je de passé composé maken

Est-ce que tout le monde est présent?

- Zijn we compleet? Wie missen we?

Grammaire D

De passé composé - de voltooid tegenwoordige tijd

J'ai mangé

Tu as parlé 

Nous avons dansé 

Van welk werkwoord komen de gele woorden?

Je danse betekent ik dans. Wat zou j'ai dansé kunnen betekenen?

Je mange betekent ik eet. Wat zou j'ai mangé kunnen betekenen?

Uitlegvideo

Aantekening

Pak je aantekeningenschrift en schrijf mee

Voorbeeld:

Tu ............ ................. (parler) avec ton père?

Stap 1) Welke vorm van avoir moet ik hebben? 

Stap 2) Maak van het werkwoord parler de voltooide vorm

Voorbeeld:

Tu as parlé (parler) avec ton père?

Stap 1) Welke vorm van avoir moet ik hebben? --> Tu + as

Stap 2) Maak van het werkwoord parler de voltooide vorm             --> parler --> parl --> parlé

Quiz

Koppel je laptop met de LessonUp!

De passé composé bestaat uit ... delen

1. 1
2. 3
3. 2
4. 4

Wat is de passé composé in deze zin?
'Lisa a mangé une pomme'

1. Lisa a
2. mangé
3. a mangé
4. une pomme

Passé composé van:
wij hebben gedanst (danser)

1. nous avons dansé
2. avons dansé
3. dansé
4. vous avez dansé

Maak de passé composé:

Ils ..... ............ (parler)

1. ont parlé
2. ils parlé
3. avons parlé
4. ont parler

Maak de passé composé:

Elle ..... ............ (regarder)

1. est regardé
2. a regardé
3. ont regardé
4. regardé

Maak de passé composé:
vous ........... ............ (donner)

Maak de passé composé:
Louis ........... ............ (chanter)

Maak de passé composé:
on ........... ............ (aimer)

Il y a des questions?

Au travail:

Quoi (wat)? Fais exercice 16ABC en 17BCDF

Comment (hoe)? Maak de exercices serieus en alleen

Prêt (klaar)? Apprends phrases-clés C Slim stampen

Aide (hulp)? Steek je vinger op als je vragen hebt.

Dinsdag 28 mei = SO ch.5

Let op! Dit SO telt niet mee, maar het cijfer komt wel op Magister --> voorbereiding voor het PW op 10 juni

Les devoirs (huiswerk):

- Leren phrases-clés C + aantekening grammaire D

- (Af)maken exercice 16ABC en 17BCDF

Blooket: passé composé 

https://dashboard.blooket.com/set/65e58c5381b2f520ebf5d93b