Les 3: Bid en werk / De liturgie

Les 3: Bid en werk / De liturgie 
(blz. 24/34)
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Les 3: Bid en werk / De liturgie 
(blz. 24/34)

Slide 1 - Tekstslide

Wie wonen in een klooster?
A
priesters
B
bisschoppen
C
kardinalen
D
nonnen

Slide 2 - Quizvraag

De cluniacenzer kloosterorde staat bekend als:
A
uitbundig gedecoreerd
B
sober, eenvoudig
C
bedelorde

Slide 3 - Quizvraag

wat deden de monniken en nonnen in een klooster?
A
bier brouwen
B
onderwijs geven
C
op het land werken
D
boeken overschrijven in het scriptorium

Slide 4 - Quizvraag

Het hoofd van een klooster is de...
A
Abt
B
Paus
C
Dominee
D
Priester

Slide 5 - Quizvraag

Lesdoelen
  • Je weet wat boekverluchting, miniaturen en initialen zijn
  • Je kent de vormgevingskenmerken van Romaanse beeldende kunst
  • Je herkent de kenmerken van Gregoriaans 
  • Je kunt de ontwikkeling van de meerstemmigheid (organum) in de ME beschrijven en herkennen 
  • Je kunt de ontwikkeling van het notenschrift beschrijven
  • Je kent de onderdelen van de mis
  • Je weet wat liturgisch drama is

Slide 6 - Tekstslide

Een dag in een klooster

Slide 7 - Tekstslide

Boekverluchting

Slide 8 - Tekstslide

Antwoord:

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Lebuïnuscodex, Catharijneconvent Utrecht, 12e eeuw

Slide 12 - Tekstslide

?
Catharijneconvent Utrecht
Welke voorstelling zien we hier?

Welke personen herken je en waaraan?

Vroege of late Middeleeuwen?

Slide 13 - Tekstslide

Gregoriaans
Vast onderdeel van het kloosterleven: 
het gezongen gebed. Alle 150 psalmen 
uit de Bijbel worden in 1 week tijd 
gezongen volgens vast 'rooster'. 

Vanaf 9e eeuw overal dezelfde melodieën: Gregoriaans (vernoemd naar paus Gregorius) die de gezangen verzamelde en vastlegde.

Slide 14 - Tekstslide

Soorten kerkelijke liederen
De normale mis (ordinarium) bestaat uit 5 vaste gezangen:
-Kyrie
-Gloria
-Credo
-Sanctus/Benedictus
-Agnus dei

Ook: psalmen en propriumgezangen die horen bij feest- en naamdagen.


Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Wat valt op aan
deze muziek?

Slide 17 - Woordweb

Kenmerken Gregoriaans

  • Eenstemmig, mannen OF vrouwen
  • geen duidelijke maat / telling
  • Latijn
  • A capella (stem = meest natuurlijke instrument, direct contact met God)
  • Soms responsoriaal: voorzanger, koor antwoordt.
  • syllabisch = een noot per lettergreep OF melismatisch = meer noten per lettergreep  

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Ontwikkeling van het notenschrift: 1

Neumen: krabbeltjes boven de tekst, geheugensteuntjes voor de zangers (rond 800 n.C.).

De vorm van de neumen geeft het stijgen of dalen van de melodie aan.

Slide 22 - Tekstslide

Ontwikkeling van het notenschrift: 2
  • Guido van Arezzo voegt lijnen toe om de toonhoogte nauwkeuriger te noteren (±1000 n.C.).
  • ezelsbruggetje: ut (do) - re- mi...
  • vierkante noten
  • muziek wordt complexer omdat mondelinge overdracht niet meer hoeft. 

Slide 23 - Tekstslide

Vroege meerstemmigheid 
(polyfonie): organum (± 900)
Na het Gregoriaans: ontwikkeling van de meerstemmigheid:

  • parallel organum: stemmen bewegen dezelfde kant op (vaak in kwarten en kwinten, zie hierboven. Kwarten en kwinten golden in de ME als consonant).
  • Daarna meer creativiteit
Links: parallel organum
(paralelle kwarten)

Rechts: melismatisch organum

Slide 24 - Tekstslide

De oudste vorm van organum: parallel organum

Slide 25 - Tekstslide

Luister naar Vox Nostra Resonet . Dit fragment is tweestemmig. 
Sleep de pinnen naar de juiste antwoorden.


Melismatisch
Syllabisch
De onderstem is
De bovenstem is

Slide 26 - Sleepvraag

Polyfonie
 (± 1200)
  • Muziek werd steeds complexer: van 2-, naar 3- en 4-stemmig. 
  • Componisten van de Notre Dame, Leoninus en Perotinus 
  • Basis = cantus firmus (oude Gregoriaanse melodie) in lange noten gezongen door tenor (hoge mannenstem), daarboven nieuwe, meer beweeglijke stemmen. 

Slide 27 - Tekstslide

Liturgisch drama
  • Liturgie (kerkdienst) moet aantrekkelijker worden voor leken: liturgisch drama ontstaat.
  • ​Voorgelezen verhalen uitbeelden voor de kerkgangers in dialoogvorm. ​
  • Beperkte regie.​
  • Werd te groot -> verplaatst eerst binnen de kerk (per scene), later ​naar buiten
  • Eerst in Latijn, later ook in de volkstaal. 
  • ​Wordt steeds minder een mis en steeds meer theater.
  • Begin 14e eeuw geen liturgisch drama meer in de kerk --> mysteriespel










Slide 28 - Tekstslide

Opdracht (20 minuten)
Je maakt een korte scène (± 2 minuten) van een liturgisch drama in groepen van 4/5 op basis van een gegeven bijbelverhaal. Let daarbij op de punten:

  • De regie is simpel
  • Het spel is weinig naturalistisch, eerder voorgedragen tekst
  • het is in dialoogvorm
  • Iedereen heeft een rol
  • Je gebruikt minimaal 2 locaties (en verplaatst dus ook daarheen)

Slide 29 - Tekstslide

Stappenplan
- Zoek het bijbelverhaal dat je hebt gekregen op en lees goed door;
- Bewerk de tekst tot een kort script in dialoogvorm;
- Verdeel rollen (verzin er desgewenst passende rollen bij);
- Repeteer en voer uit.
- Extra: verzin iets simpels met rekwisieten / decor 

Groep 1: Zondeval 
Groep 2: Annunciatie
Groep 3: Laatste avondmaal (en iets verder)
Groep 4: Wederopstanding van Christus
Groep 5: Pinksteren 






Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk:

LZ TB blz. 24, 25, 34, 35

M WB H. 2. Opdr. 22, 29, 30, 31, 32

Slide 31 - Tekstslide

Verdiepingsstof
Liturgisch drama uitgelegd
Video over notenschrift ontwikkeling

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

Slide 34 - Video

Hoe wordt deze vorm van meerstemmigheid genoemd?
A
parallel
B
tweestemmig
C
organum
D
cantus firmus

Slide 35 - Quizvraag

In de vorige les hebben we het gehad over syllabisch en melismatisch.

Bij welke manier van zingen hoort dit fragment?
A
syllabisch
B
melismatisch
C
cantus firmus
D
thuis onder de douche

Slide 36 - Quizvraag

Beschrijf de voordelen van de muzieknotatie voor Gregoriaanse gezangen.

Slide 37 - Open vraag

In de vorige les hebben we het gehad over syllabisch en melismatisch.

Bij welke manier van zingen hoort dit fragment?
A
syllabisch
B
melismatisch
C
cantus firmus
D
thuis onder de douche

Slide 38 - Quizvraag

Waarom is gregoriaanse muziek altijd a capella?
A
omdat er nog geen goede instrumenten waren
B
kloosters bezaten geen instrumenten
C
omdat de menselijke stem het beste instrument is
D
instrumenten zouden de aandacht afleiden van de tekst

Slide 39 - Quizvraag

Dit lied is geschreven door Hildegard von Bingen. Omschrijf twee muzikale kenmerken waarop deze muziek verschilt van het traditionele Gregoriaans.

Slide 40 - Open vraag