Trede 12 - zwakke werkwoorden

Welkom 2Gc
Nederlands
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom 2Gc
Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lesprogramma
  1. Herhaling leerdoelen en presentatie opdrachten trede 12.
  2. Uitleg zwakke werkwoorden
  3. Oefenen werkwoordspelling

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen trede 12
(30 oktober / 13 november)
  • Je kunt hoofd- en bijzaken, de hoofdgedachte en het tekstdoel in een tekst onderscheidden. (Opdr. 1)
  • Je kunt tekstverbanden vinden m.b.v. signaalwoorden. (Opdr. 1)
  • Je kunt een instructie schrijven, waarin je rekening houdt met structuur, een schrijfdoel aanhoudt en je publiek (Opdr. 2)
  • Je kunt een duidelijke mondelinge instructie geven, waarbij je rekening houdt met je publiek, je spreekdoel en het onderwerp. (Opdr. 3)
  • Je kunt de juiste vorm van sterke en zwakke werkwoorden toepassen in een tekst. (Opdr. 4)

Slide 3 - Tekstslide

De presentatie (wat laat je zien?)

Je laat zien dat je de leerdoelen beheerst! Dus eerst oefenen en dan pas je eindopdrachten maken...
  1. Leesopdracht: opdrachten in de Portal.
  2. Schrijfopdracht: een instructie over het onderwerp foto's.
  3. Spreekopdracht: een instructiefilmpje die past bij de schrijfopdracht.
  4. Toets werkwoordspelling

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • weet je hoe je de persoonsvorm, het voltooid deelwoord, werkwoorden in de verleden tijd en werkwoorden in de tegenwoordige tijd schrijft.

  • kun de juiste vorm van een gegeven werkwoord schrijven.

  • kun je in een zin de juiste werkwoordsvorm invullen. 

  • kun je zelf zinnen maken met een gegeven werkwoord en hierbij de werkwoordsvorm juist schrijven. 

Slide 5 - Tekstslide

Welke werkwoorden ken je?
Noem er zoveel mogelijk.

Slide 6 - Woordweb

Werkwoorden

  • Geven aan welke handeling, toestand, proces er in de zin centraal staat (doe-woord).

  • Geven aan in welke tijd een zin staan (vt - tt).

  • Passen zich altijd aan het onderwerp aan (ow ev dan ww in ev / ow mv dan ww in mv).

Slide 7 - Tekstslide

Zoek alle persoonsvormen en voltooid deelwoorden uit dit stukje op. 
Schrijf achter iedere persoonsvorm of die in de tegenwoordige gaat of de verleden tijd staat.
timer
3:00

Slide 8 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm tegenwoordige tijd: 

  • ik | ik-vorm |  ik bel
    De ik-vorm = hele werkwoord -en

  • jij/u/hij/zij/het | ik-vorm + t | hij belt

  • wij/jullie/zij | hele werkwoord | wij bellen 
    Hele werkwoord = infinitief

Slide 9 - Tekstslide


Hoe bepaal je of je in de verleden tijd -de(n) of -te(n) moet gebruiken?

Slide 10 - Tekstslide

Hoe bepaal je of je in de verleden tijd -de(n) of -te(n) moet gebruiken?

Slide 11 - Open vraag

Persoonsvorm
De persoonsvorm in de verleden tijd bij zwakke werkwoorden:
  • stam = hele werkwoord min -en
  • als de stam eindigt op t, x, k, f, s, ch of p: -te of -ten
  • als de stam op een andere letter eindigt: -de of -den

Bij sterke werkwoorden verandert de klank (lopen - liep).
  • Dit moet je leren (geen regels).

Slide 12 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
  • Je wilt vertellen dat iets al gebeurd is; voltooid betekent dat iets af is. Er gebeurt daarna niets meer.
  • begint vaak met ge-, soms met be-, ver-, her of ont-
  • eindigt op –en, –t of –d.
  • gebruik de verleden tijd om erachter te komen of je een –t of een –d aan het einde schrijft.

gehoort of gehoord?             hoorde 
                                          gehoord 

Slide 13 - Tekstslide

Belangrijk!
  • Wees nauwkeurig bij het schrijven van verschillende werkwoordsvormen. 

  • Neem de tijd om te bepalen welke vorm je nodig hebt en bedenk dan hoe je die vorm schrijft (regels). 

Slide 14 - Tekstslide


Aan de slag

Ga naar de Portal > Nederlands onderbouw > Trede 12 >  'Zwakke werkwoorden' onder het kopje 'Schrijven' > maak de verschillende oefeningen.  
Vrijdag heb je een toets werkwoordspelling!

Slide 15 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 16 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 17 - Open vraag