1x BME - Les 2 Over Taal

Over Taal
Programma:
- Room Service - Maren Stoffels
- Afgeleide woordvorm 
- Trappen van vergelijking
- Blooket
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Over Taal
Programma:
- Room Service - Maren Stoffels
- Afgeleide woordvorm 
- Trappen van vergelijking
- Blooket

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Samenstellingen & afleidingen
Doel vandaag: samenstellingen & afleidingen herkennen én zelf maken!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat heb je nodig? Woordsoorten!
Woorden: zn, bn, ww

Voorvoegsels: bijvoorbeeld des- / on- / in- / ver-

Achtervoegsels: bijvoorbeeld -loos/ -baar / -ig / -heid / -ing

Slide 5 - Tekstslide

Samenstellingen


woord + woord
Afleidingen


voorvoegsel + woord
achtervoegsel + woord
Onhandig
Voetbalstadion
Draagbaar
Koopovereenkomst

Slide 6 - Tekstslide

Oefening baart kunst
Maak: opdracht 3 en opdracht 4 (bladzijde 143)


Als de timer afgelopen is, dan kijken we na
timer
10:00

Slide 7 - Tekstslide

Lesdoelen
- Je leert over de trappen van vergelijking en als en dan.


Slide 8 - Tekstslide

TRAPPEN VAN VERGELIJKING

Slide 9 - Tekstslide

trappen van vergelijking

Slide 10 - Tekstslide

Uitzondering
Bij enkele woorden zijn
de trappen van vergelijking iets anders.

Karel heeft een oude rolstoel,
maar die rijdt nog goed.

Slide 11 - Tekstslide

Let op:

- Een woord dat op een -r eindigt, krijgt in de vergrotende trap -der: zwaar - zwaarder
- Een woord dat op een -s eindigt, krijgt in de overtreffende trap allen een -t: boos - boost
- Een woord dat op -st eindigt, krijgt in de overtreffende trap een -st, maar meest ervoor: woest, meest woest
- goed, beter, best; graag, liever, liefst; veel, meer, meest; weinig, minder, minst

Slide 12 - Tekstslide

als of dan?
als:
- na stellende trap

dan:
- na vergrotende trap

Slide 13 - Tekstslide

Na als of dan
ik of mij? jij of jou? hij of hem? zij of haar? wij of ons? zij of hen/hun?

Hiervoor moet je de zin langer maken...
– Niels is net zo aardig als zij (is), maar aardiger dan ik (ben).

Slide 14 - Tekstslide

Oefening baart kunst
Opdracht 8 (bladzijde 146)

Timer klaar? Dan kijken we na!
timer
6:00

Slide 15 - Tekstslide

Ga naar Blooket! (Play Blooket op Google)

Slide 16 - Tekstslide