5.1 koop jij op de markt?

Welkom bij Mens & Maatschappij
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welkom bij Mens & Maatschappij

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1. Cijfers toets hoofdstuk 4
2. Hoofdstuk 5
3. Paragraaf 5.1 Koop jij op de markt?
4. Klassikaal afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdstuk 5: Wat levert het op?
5.1 - Koop jij op de markt?
5.2 - Wat wordt de prijs?
5.3 - Belasting op winkelen?
5.4 - Wat heb je verdiend? 

Slide 3 - Tekstslide

5.1 Koop jij op de markt?
  • Marketing
  • De markt
  • Vraag en aanbod
  • Abstracte en concrete markt
  • Verkoopprijs berekenen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Marketing
Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen

"Marketing is everything, everything is marketing" - Regis McKenna

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Wat is marketing?
A
Alles wat bedrijven doen om reclame te maken.
B
Alles wat bedrijven doen om nieuwe producten te maken.
C
Alles wat bedrijven doen om hun product te verkopen.
D
Alles wat consumenten doen om een product te kopen.

Slide 8 - Quizvraag

Je mag in de supermarkt een nieuw product proeven.
Dit is een vorm van marketing, omdat:
A
Het bedrijf zo probeert hun product te verkopen.
B
Het bedrijf zo een nieuw product maakt.
C
De consument zo een product wil verkopen.
D
Het bedrijf zo de voorraad kan opmaken.

Slide 9 - Quizvraag

Je gaat nieuwe schoenen kopen in de stad. Wat zijn voorbeelden van marketing die een schoenenwinkel kan gebruiken om schoenen te verkopen?

Slide 10 - Open vraag

De markt
De plaats waar iets verkocht en gekocht wordt.

Het gaat niet alleen om de markt zoals op het plaatje. Maar ook winkels en Bol.com zijn voorbeelden van een markt.

Slide 11 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met een markt bij het vak economie?
A
De consumenten die iets willen kopen.
B
De handelaren die hun producten aanbieden.
C
De internetsite Bol.com.
D
De plaats waar iets wordt verkocht en gekocht.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een markt?
A
Je helpt je klasgenoot met zijn huiswerk.
B
Je gaat naar de Apple store om een nieuwe iphone te kopen.
C
Je wast de auto van de buurman.
D
Je laat de hond van de buurvrouw uit.

Slide 13 - Quizvraag

Vraag en Aanbod
Op de markt is sprake van vraag en aanbod.

Vraag: alles wat mensen willen kopen.
Aanbod: alles wat te koop wordt aangeboden.


Slide 14 - Tekstslide

AANBOD
VRAAG
De supermarkt heeft chocola in de aanbieding.
Je bent op zoek naar een tweedehandse fiets.
Nike presenteert een nieuw soort sportschoen.
Je verkoopt je oude playstation.
Je staat op de wachtlijst voor het nieuwe GTA-spel.

Slide 15 - Sleepvraag

Soorten Markten

Concrete markt= Plaats waar op afgesproken tijden goederen worden verhandeld. 


Abstracte markt = Het geheel van vraag en aanbod van één product. Wat je niet kan zien.

Slide 16 - Tekstslide

ABSTRACTE MARKT
CONCRETE MARKT
ARBEIDSMARKT
CITYPLAZA NIEUWEGEIN
WONINGMARKT
OLIEMARKT
WEEKMARKT IN IJSSELSTEIN
VLOOIENMARKT

Slide 17 - Sleepvraag

Aan de slag!
Opdrachten paragraaf 5.1 Koop jij op de markt?

Slide 18 - Tekstslide

Verkoopprijs berekenen
  • verkoopprijs = inkoopprijs + brutowinstopslag
  • Verkoopprijs: de prijs waarvoor de consument het product koopt
  • Inkoopprijs: de prijs waarvoor het bedrijf het product heeft gekocht
  • Brutowinstopslag: het bedrag dat een winkelier bij de inkoopprijs optelt zodat hij zijn product voor meer geld verkoopt



Slide 19 - Tekstslide

Verkoopprijs berekenen
  • De inkoopprijs is € 570. De brutowinstopslag is € 200. Wat wordt de verkoopprijs?
  • Tel de brutowinstopslag op bij de inkoopprijs.
  •  € 570 + € 200 = € 770


Slide 20 - Tekstslide

Verkoopprijs berekenen
  • De inkoopprijs is € 570. De brutowinstopslag is 45%. Wat wordt de verkoopprijs?
  • Stap 1: Bereken de brutowinstopslag.
  • Dus: 45% van € 570 
  • € 570 ÷ 100 x 45 = € 256,50
  • Stap 2: Tel de brutowinstopslag op bij de inkoopprijs.
  • Dit wordt € 570 + € 256,50 = € 826,50

Slide 21 - Tekstslide

Janneke verkoopt sportschoenen. De inkoopprijs is normaal € 40. Haar brutowinstopslag is 50%.

Bereken de verkoopprijs.

Slide 22 - Open vraag

Voor je kledingzaak koop je een jas in voor € 60. Je rekent 80% brutowinstopslag.

Bereken het bedrag van de brutowinstopslag.

Slide 23 - Open vraag

Afsluiten
Zijn er vragen?


Beantwoord de volgende vragen:
  1. Wat is aanbod?
  2. Wat is vraag?
  3. Geef een voorbeeld van een abstracte markt.

Huiswerk: opdrachten 5.1




Slide 24 - Tekstslide