3 Havo Thema 6 Transport

Thema 6 Transport
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Thema 6 Transport

Slide 1 - Tekstslide

In welke bloedsomloop wordt zuurstof opgenomen en koolstofdioxide afgegeven?
A
Grote bloedsomloop
B
Kleine bloedsomloop
C
Midden bloedsomloop
D
Krans bloedsomloop

Slide 2 - Quizvraag

Tot welke bloedsomloop hoort de longslagader?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 3 - Quizvraag

Wat zie je?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop

Slide 4 - Quizvraag

Hoort nummer 1 bij de grote of de kleine bloedsomloop?
A
kleine bloedsomloop
B
grote bloedsomloop

Slide 5 - Quizvraag

Bij welke bloedsomloop
horen de armslagaders?
A
Bij de grote bloedsomloop
B
Bij de kleine bloedsomloop
C
Bij de kleine en de grote bloedsomloop
D
Die behoren niet tot de bloedsomloop

Slide 6 - Quizvraag


nr. 2 (klein vat rechts boven):
1
2
3
4
5
6
A
zuurstof arm kleine bloedsomloop
B
zuurstof rijk kleine bloedsomloop
C
zuurstof arm grote bloedsomloop
D
zuurstof rijk grote bloedsomloop

Slide 7 - Quizvraag

Hoe worden de kleine en de grote bloedsomloop samen genoemd?
A
bloedvatenstelsel
B
bloedvaten
C
dubbele bloedsomloop
D
hebben geen naam

Slide 8 - Quizvraag

Het bloed van een baby moet worden onderzocht. De verpleegkundige haalt 2 mL bloed uit haar armader.

Is het afgenomen bloed zuurstofarm of zuurstofrijk?
En wordt dit bloed uit de grote of uit de kleine bloedsomloop gehaald?
A
zuurstofarm bloed uit de grote bloedsomloop
B
zuurstofarm bloed uit de kleine bloedsomloop
C
zuurstofrijk bloed uit de grote bloedsomloop
D
zuurstofrijk bloed uit de kleine bloedsomloop

Slide 9 - Quizvraag

Waaruit bestaat het bloedvatenstelsel?
A
Hart en bloedvaten
B
Hart en Longen
C
Bloedvaten en Longen

Slide 10 - Quizvraag

Welke bloedvaten hebben de dikste wand?
A
slagaders
B
aders
C
haarvaten

Slide 11 - Quizvraag

Deze bloedvaten hebben kleppen
A
slagaders
B
haarvaten
C
Aders

Slide 12 - Quizvraag

Witte bloedcellen blijven alleen binnen de bloedvaten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

Hoe heet het vloeibare deel van je bloed in de bloedvaten
A
weefselvloeistof
B
bloedplasma
C
lymfe

Slide 14 - Quizvraag

In welke bloedvaten vindt opname en afgifte van stoffen plaats?
A
Aders
B
Slagaders
C
Haarvaten

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de functie van een lymfeknoop?
A
Lymfe verzamelen
B
Lymfe zuiveren
C
Lymfe afbreken
D
Lymfe opnemen

Slide 16 - Quizvraag

In welk of welke typen vocht kunnen antistoffen voorkomen?
A
Alleen in bloed
B
In bloed, lymfe en weefselvloeistof
C
In bloed en lymfe
D
In bloed, lymfe, weefselvloeistof en traanvocht

Slide 17 - Quizvraag

Wat bevindt zich op plaats P?
A
bloed
B
lymfe
C
weefselvloeistof

Slide 18 - Quizvraag

Wat is Pus of etter?
A
Dode rode bloedcellen en ziekteverwekkers
B
Dode witte bloedcellen en dode rode bloedcellen
C
Dode witte bloedcellen en ziekteverwekkers
D
weefselvloeistof en lymfe

Slide 19 - Quizvraag

Hoe heet de stof die zorgt voor hart- en vaatziekten?
A
Zetmeel
B
Cholesterol
C
Suiker
D
Glycogeen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is GEEN risicofactor voor hart- en vaatziekten?
A
veel alcohol drinken
B
veel verzadigd vet eten
C
veel voedingsvezels eten
D
veel zout eten

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de functie van de kransslagaders?
A
Zuurstof naar het hart brengen
B
Zuurstof bij het hart ophalen
C
Koolstofdioxide naar het hart brengen
D
Koolstofdioxide bij het hart ophalen

Slide 22 - Quizvraag

Wat scheidt de linker- en rechter harthelft?
A
Hart-tussenvlies
B
Hart-tussenspier
C
Hart-wand
D
Hart-tussenwand

Slide 23 - Quizvraag

In de Slagaders..
A
Stroomt zuurstofrijk bloed van het hart weg
B
Stroomt zuurstofarm bloed van het hart weg
C
Stroomt zuurstofrijk bloed naar het hart toe
D
Stroomt zuurstofarm bloed naar het hart toe

Slide 24 - Quizvraag

Het hart pompt het bloed rond met heel veel kracht. Welk gedeelte van het hart is het sterkst?
A
linkerboezem
B
linkerkamer
C
rechterkamer
D
rechterboezem

Slide 25 - Quizvraag

hoe vaak gaat het bloed door het hart bij de bloedsomloop?
A
1x
B
2x
C
3x
D
4x

Slide 26 - Quizvraag

via welk nummer komt zuurstofarm bloed het hart binnen
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 27 - Quizvraag

Waarom hebben we kleppen in het hart en aders?
A
Zodat het bloed niet terug kan stromen
B
Zodat het bloed wordt aangezogen
C
Zodat de slechte stoffen tegen gehouden worden
D
Zodat het hart niet harder moet kloppen

Slide 28 - Quizvraag

Hoe heet letter S?
A
darmader
B
leverslagader
C
leverader
D
poortader

Slide 29 - Quizvraag

11 (12) De poortader komt uit in de ...
A
Bovenste holle ader
B
Onderste holle ader
C
Rechterboezem
D
Lever

Slide 30 - Quizvraag

Drie bloedvaten zijn de leverader, de leverslagader en de poortader.
In welk bloedvat of in welke bloedvaten is het bloed zuurstofrijk?
A
Alleen in de leverslagader
B
In de leverader en in de poortader
C
In de leverslagader en de poortader

Slide 31 - Quizvraag

Welke ader brengt zuurstofarm en voedselrijk bloed naar de lever?
A
Leverader
B
Poortader
C
Leverslagader
D
Deurader

Slide 32 - Quizvraag

Einde

Slide 33 - Tekstslide