A2-5.5 spelling

2-ath- week 14
Lesdoelen Spelling 5.5
Engelse werkwoorden spellen
streepjes gebruiken bij weglaten en bij koppelen

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

2-ath- week 14
Lesdoelen Spelling 5.5
Engelse werkwoorden spellen
streepjes gebruiken bij weglaten en bij koppelen

Slide 1 - Tekstslide

Allereerst: hoe gaat het met jullie?
Geef een cijfer voor hoe je er nu bij zit:
A
1, 2 of 3
B
4 of 5
C
6 of 7
D
8, 9 of 10

Slide 2 - Quizvraag

Lukt het een beetje met Nederlands?
Wat gaat goed en wat niet?

Slide 3 - Open vraag

Engelse werkwoorden
woorden die we opnemen in het Nederlands volgen dezelfde regels als Nederlandse werkwoorden


Slide 4 - Tekstslide

pv tt

Ik antwoord
Jij antwoord + t

Ik download
Jij download + t





pv vt - ik-vorm is de basis

Ik antwoord + de
Wij antwoord + de + n

Ik download + de
Wij download + de + n

Ik heb gedownload

Slide 5 - Tekstslide

pv tt

Ik  begroot
Jij begroot

pv vt

Ik begroot + te
Wij begroot + te + n

Ik fax + te
Wij fax + te + n

Ik heb gefaxt

Slide 6 - Tekstslide

basisregel tenzij ... uitspraakprobleem

ik save
jij save + t

Slide 7 - Tekstslide

1.9 Spelling - leestekens, p.60
Aanhalingstekens:
1. Als je iemand citeert (letterlijk opschrijven wat iemand heeft gezegd).
          Hij zei: 'Asjemenou!'
2. Als je een stukje van iemand of uit een tekst letterlijk overneemt.
         Hij zei dat omdat hij 'er niet zo heel veel van begreep'.
3. Als je een woord speciale aandacht wilt geven.
         Ik vond dat nogal 'bijzonder'.

Slide 8 - Tekstslide

1.9 Spelling - aanhalingstekens
Let op de de plaatsing van leestekens wanneer je iemand citeert: 

De docent zei: ‘Binnenkort hebben jullie een toets over leestekens.’

‘Als je goed oplet,’ zo vervolgde zij haar verhaal, ‘dan is het helemaal niet zo moeilijk.’

‘Echt niet?’ vroeg een alerte leerling.

‘Echt supermakkelijk!’ juichte de docent, ‘ik weet zeker dat jullie allemaal een voldoende halen.’

Slide 9 - Tekstslide

Welke zin is goed geschreven?
A
'Wat doe je nou,' vroeg mijn moeder.
B
'Wat doe je nou?,' vroeg mijn moeder.
C
'Wat doe je nou?' vroeg mijn moeder.
D
'Wat doe je nou,' vroeg mijn moeder?

Slide 10 - Quizvraag

Welke zin is goed geschreven?
A
Dat meen je niet?
B
Dat meen je niet!
C
Dat meen je niet?!
D
Dat meen je niet!?

Slide 11 - Quizvraag

Hoeveel komma's moeten er in deze zin komen?
'Het liefste' vertelde zij mij ' zou ik nu gaan dansen zingen swingen en gillen.'
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 12 - Quizvraag

Welke leestekens ontbreken in de volgende zin:
Als je wil kan ik je wel helpen
A
punt
B
komma en vraagteken
C
punt en uitroepteken
D
komma en punt

Slide 13 - Quizvraag

2.9 Spelling - meervoud 
zelfstandig naamwoorden, p.125 

Vaak -en achter enkelvoud, hierbij moet je soms iets aanpassen:
         boek - boeken
         glas - glazen
         pak - pakken
         baan - banen


Slide 14 - Tekstslide

2.9 Spelling - meervoud 
zelfstandig naamwoorden, p.125 
Of -s of -'s achter enkelvoud. 
Boek gebruikt wat mij betreft omslachtige uitleg, handigste: luister naar de uitspraak!

Geen uitspraakprobleem: -s vast
     garage - garages
     logé - logés
     cowboy - cowboys

Wel uitspraakprobleem: -'s
     radio - radio's
     baby - baby's
     camera - camera's

Slide 15 - Tekstslide

Wat is het het meervoud van salto?
A
salto's
B
saltos
C
saltoos
D
saltoo's

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het meervoud van prestatie?
A
prestatie's
B
prestaties

Slide 17 - Quizvraag

Wat is het meervoud van pony?
A
ponys
B
ponies
C
pony's
D
ponie's

Slide 18 - Quizvraag

3.9 Spelling - meervoud 
zelfstandig naamwoorden, p.189 
Woorden op -ie: meervoud op -ën of -''n

1.   Klemtoon op laatste lettergreep: -ën
     kopie - kopieën
     melodie - melodieën

2.  Klemtoon niet op laatste lettergreep: alleen -''n achter enkelvoud
     bacterie - bacteriën
     kolonie - koloniën

Tip: spreek de verschillende lettergrepen van een woord overdreven uit. Dan hoor je vaak waar de klemtoon ligt. Hoor je dat niet, dan zul je het woordenboek moeten pakken ;-)

Slide 19 - Tekstslide

2.9 Spelling - meervoud 
zelfstandig naamwoorden, p.189 
Verder:
Woorden op -ee: altijd -ën achter enkelvoud
     idee - ideeën

Woorden uit Latijn, eindigend op -(e)um: in meervoud -(e)a of -s
     museum - musea / museums
LET OP: musea's is fout!

Woorden op -cus: meervoud op -ici
     technicus - technici

Slide 20 - Tekstslide

Wat is het meervoud van knie?
A
kniën
B
knieën
C
knie-en
D
knies

Slide 21 - Quizvraag

Wat is het meervoud van olie?
A
olies
B
olie's
C
olieën
D
oliën

Slide 22 - Quizvraag

Wat is GEEN meervoud van datum?
A
data's
B
datums
C
data

Slide 23 - Quizvraag

Extra oefenen?
Zie je studieplanner:
  • Test jezelf
  • Versterk jezelf
  • Cambiumned

Slide 24 - Tekstslide

Wat hebben jullie van deze les geleerd?

Slide 25 - Open vraag

Laatste deel van de les
Kies:
1. Verder werken aan spelling volgens de studiewijzer 
(volgende week uitleg over hoofdstuk 4 en 5)
2. Vragen stellen via de chatfunctie in Teams

Succes en tot volgende week!!

Slide 26 - Tekstslide